De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Tag archief: UEFA

Een afspraak met de geschiedenis

Met zwaarwichtige woorden moet voorzichtig omgesprongen worden, zeker als het gaat over een relatief iets als het voetbal. Toch mogen we de wedstrijd van vanavond van de Rode Duivels tegen Wales gerust omschrijven als een afspraak met de geschiedenis. Nog nooit in de historie van de Europese kampioenschappen – vanaf het moment dat de UEFA het aantal deelnemers fors uitbreidde – stond de nationale ploeg aan de deur van de halve finales. Met dan nog eens een unieke kans die deur ook open te beuken.

Wales mag dan misschien wel het zwarte beest zijn van de Belgen, het blijft ook maar Wales. Een ploeg die helemaal opgebouwd is rond één – toegegeven geweldige- ster Gareth Bale die samen met enkele meer dan degelijke voetballers als Aaron Ramsey en Joe Allen ook ondergebracht is in een team met spelers die de kost verdienen bij clubs als Wolverhampton Wanderers en Milton Keynes Dons. Ongetwijfeld gezellige en sfeervolle ploegen, maar een garantie op kwaliteit geeft het niet bepaald. Alsof Marc Wilmots even Herman Wynants van Westerlo zou opbellen om te vragen of hij enkele van zijn spelers mag lenen om op te stellen.

De Rode Duivels hebben bovendien op het EK tot nu toe het nodige vertrouwen opgedaan om te bewijzen dat ze lessen hebben getrokken uit de nederlaag vorig jaar in en tegen Wales. Op de momenten dat het echt moest – tegen Ierland en Hongarije – waren ze steeds op de afspraak. Met snelle balcirculaties een immer diepte zoekend bewezen ze waarom ze een belangrijke outsider zijn in de strijd om de Europese titel. Dezelfde aanpak is ongetwijfeld ook de sleutel tot succes tegen Wales. De Duivels hebben het reeds twee keer getoond op dit tornooi, waarom zou het dan geen derde keer lukken?

Omdat Jan Vertonghen geblesseerd heeft moeten afhaken en Thomas Vermaelen geschorst moet toekijken zou een kritische ingestelde lezer meer dan waarschijnlijk opwerpen. Het ontbreken van deze twee spelers is inderdaad een streep door de rekening van Marc Wilmots en maakt de beslissing van het naar huis sturen van Nicolas Lombaerts die vroeger dan verwacht toch klaar voor de dienst was extra pijnlijk, maar net zoals eerdere afzeggingen moeten we de tegenslag niet dramatiseren. Vertonghen en Vermaelen waren aan een sterk EK bezig, maar in hun plaats komen vervangers die op hun kans  hebben zitten wachten om zich te bewijzen op het hoogste niveau. Voor zover dat nog nodig is kunnen zij voor extra schwung in het elftal zorgen en het is niet dat de vervangers Jordan Lukaku (voor Vertonghen) en Laurent Ciman/Jason Denayer (in de plaats van Vermaelen) niet weten wat ze moeten doen als ze een bal zien.

Nee, vanavond is het echt een unieke kans voor de Rode Duivels om zich bij de beste vier Europese voetbalnaties van dit moment te scharen. We hebben jaren voetbalwoestijn achter ons, maar falen zou ongetwijfeld gezien de favorietenstatus en de gunstige loting een grote ontgoocheling betekenen. Al zou dat wel het voordeel opleveren dat die verdomd potsierlijke tricolore autospiegelhoesjes voor minstens twee jaar uit het straatbeeld kunnen verdwijnen.

Another day at the office

Met het mes op de keel, er is geen betere omschrijving mogelijk voor de manier waarop de Rode Duivels morgen tegen Ierland in Bordeaux op het veld verschijnen. De nederlaag tegen Italië maandag was geen drama, maar zorgt er wel voor dat de nationale ploeg zich geen uitschuiver kan permitteren, wil het niet het drama meemaken van vroegtijdig naar huis te worden gestuurd of wil het vermijden te moeten speculeren op een plaats bij de beste vier derdes. Trouwens: als je tegen het nummer 33 op de FIFA-ranking niet kan winnen, heb je op een EK überhaupt niets te zoeken.

De situatie waarin de Duivels beland zijn is redelijk nieuw voor ze. De kwalificatiecampagne voor EURO 2016 verliep moeizaam, maar het EK kwam op geen moment in gevaar. De laatste keer dat het echt van moeten was, ligt reeds twee jaar achter ons, de verloren kwartfinale van het WK in Brazilië tegen Argentinië. Niet meteen vertrouwenwekkend, maar druk mag geen te groot obstakel vormen voor spelers die bijna allemaal bij hun clubs in de sterkste competities van de wereld een leidende rol hebben en tijdens het seizoen haast elke week meermaals vol aan de bak moeten. In dat oogpunt is de wedstrijd tegen Ierland another day at the office.

Over de tactiek is reeds ook veel gesproken en geschreven, maar eigenlijk is er slechts één optie voor de Rode Duivels: net zoals de Italiaanse media in de aanloop naar de match tussen hun Squadra Azzurra en de Rode Duivels opriepen voluit voor de aanval te gaan, moeten ook de Belgen tonen waarom het offensieve compartiment van hun elftal het meest talentrijke van de ganse ploeg is. Er is immers meer nodig dan een overwinning om de ploeg opnieuw op de rails te krijgen. Overtuiging, dat is wat de buitenwereld wil zien van de Rode Duivels. Geen Fellaini dus meer in de basisploeg a.u.b. Marc Wilmots. Zet Kevin De Bruyne op de plaats waar hij het beste rendeert: centraal achter de spitsen. En als je dan toch bezig bent, drop opkomende flankverdedigers als Thomas Meunier en Jordan Lukaku ook maar in de basis. Vooruit moet het gaan morgen tussen 15.00u en 16.45u

Of de broer van die laatste, Romelu aan de aftrap verschijnt is koffiedik kijken. De spits bleef na de wedstrijd tegen Italië niet zonder kritiek. Niet helemaal terecht. Lukaku miste inderdaad in de tweede helft een huizenhoge kans op de gelijkmaker, maar het was wel de enige mogelijkheid die zich aanbood voor hem. Dat Kevin De Bruyne en Eden Hazard ook allesbehalve in de match zaten brak hem zuur op. Het is bovendien absurd hoe snel het geloof in een voetballer kan verdwijnen. Romelu Lukaku heeft er een dijk van een seizoen opzitten bij zijn club Everton en vond in de vier voorbije oefeninterlands telkens de weg naar de netten. Dat verdient wat meer krediet dan hetgeen hij nu bij sommigen al opgebruikt lijkt te hebben.

Daarnaast is het hoogst twijfelachtig dat de stelling zou kloppen dat Lukaku tegen de Ierse verdediging – die weinig ruimte zal weggeven – weinig te zoeken heeft als aanvaller die graag ruimte gebruikt. Sinds het WK in Brazilië speelt elke tegenstander op die behouden manier tegen de Rode Duivels. Tegen Ierland worden de Belgen heus niet met een nieuwe realiteit geconfronteerd. Behoud je vertrouwen dus maar in Romelu, Marc Wilmots. De natie dankt u.

Huiswerk en ironie

Het contrast tussen de twee interlands waarmee de Rode Duivels een punt achter hun seizoen hebben gezet kan niet groter zijn. In Parijs tegen Frankrijk zagen we bijna twee weken geleden ongeveer het beste wat de nationale ploeg onder Marc Wilmots heeft laten zien. Totdat de vele wissels de partij deden doodbloeden was België heer en meester in het Stade de France. Efficiënt vooraan en defensief zo goed als niets weggegeven. De 75.000 aanwezige Fransen werden er stil van.

De 3-4 zege was een zeer bemoedigende prestatie die echter geen vervolg kreeg in de match waarin het echt moest gebeuren een kleine week later, op verplaatsing in Wales. In Cardiff vervielen de Duivels in het andere uiterste. Uitgezonderd het eerste kwartier van de partij konden Eden Hazard en co nooit aanspraak maken op enig succes. Het inspiratieloze voetbal ging gepaard met een veel te laag tempo en offensief draaide het ook helemaal in de soep. Dan kom je zelf tegen een ploeg als Wales in de problemen. Want laat ons wel wezen: de Welshmen beschikken weliswaar over ene Gareth Bale en Aaron Ramsey, maar overstijgen voor het overige niet de grijze middelmaat. Bondscoach Chris Coleman moest zelfs rekenen op de doelman van de Tranmere Rovers – Owain Fôn Williams voor de quizzers – dat dit seizoen uit de Engelse vierde klasse degradeerde om zijn selectie rond te krijgen.

Met nog vier kwalificatiewedstrijden voor de boeg is de uitschuiver van de Belgen in het Cardiff City Stadium nog zeker niet fataal wat betreft het ticket voor EURO 2016, ook omdat de UEFA zo goed was om het aantal deelnemers uit te breiden van 16 naar 24. Wat echter wel vaststaat is dat de nederlaag Marc Wilmots met een hele hoop huiswerk voor de vakantie heeft opgezadeld, willen de Duivels de vooropgestelde ambitie waarmaken: voor het allerhoogste gaan. Het is altijd gevaarlijk om conclusies te trekken op basis van één wedstrijd, maar in vergelijking met de thuismatch tegen Wales midden november van vorig jaar is de ploeg ter plaatse blijven trappelen. Nog steeds kan er geen antwoord worden gevonden op een tegenstander die zich ingraaft en rekent op een blunder van de opponent of een eigen klasseflits om de drie punten veilig te stellen. Ongetwijfeld ook andere teams zullen in de toekomst op die manier de Rode Duivels proberen te bekampen. Er moet dus heel snel wat gebeuren.

Het is evenwel maar de vraag of Wilmots de nodige oplossingen kan aanreiken. De bondscoach die drie jaar geleden Georges Leekens opvolgde heeft nooit geboekt gestaan als een tactisch genie en heeft de afgelopen weken bovendien zijn kwaliteiten als motivator op de helling gezet. Wilmots mag bij hoog en bij laag blijven volhouden dat hij zelf niet gesolliciteerd had voor de positie van hoofdcoach bij Schalke 04, maar dat verhaal gelooft ongeveer niemand meer. Waarom is hij anders onlangs in zee gegaan met een nieuwe zaakwaarnemer – topmanager Jorge Mendes note bene – en wachtte hij zolang om het nieuws te communiceren aan het publiek, de spelers en de bondstop dat hij toch bij de Rode Duivels zou blijven als hij dat naar eigen zeggen al een week wist? Nu moet de nationale ploeg verder met een coach die zijn elftal als een tweede keuze beschouwt, niet meteen een goede voedingsbodem voor succes.

Wilmots start in september tegen Bosnië en Herzegovina en Cyprus met minder krediet, maar moet nog niet meteen vrezen voor zijn job. Simpelweg omdat er geen kandidaat-opvolgers zijn. De enige twee valabele alternatieven – Eric Gerets en Michel Preud’homme – zijn allebei om uiteenlopende redenen onhaalbaar en ook de KBVB is niet meteen geneigd om een ontslagvergoeding uit te betalen en een stevig contract voor een opvolger te voorzien. De bond moet immers de financiële broeksriem stevig aanhalen na jaren waarin het geld net iets teveel door deuren en ramen naar buiten werd gegooid. Onder meer ook door Marc Wilmots zelf, herinner bijvoorbeeld de 100.000 euro die per se nodig was om de spelers extra beenruimte te geven op hun vlucht naar Israël in maart. Enige ironie is het Belgische voetbal nooit vreemd geweest.

De spade moet in de grond

Uiteindelijk heeft het er nog om gespannen, maar de KBVB en in het bijzonder CEO Steven Martens, die de afgelopen weken in zwaar weer verzeild was geraakt, kunnen uiteindelijk opgelucht ademhalen. Brussel is een van de gaststeden voor EURO 2020. De enige smet op de feestelijke stemming was dat de UEFA geen kwartfinale veil had voor de Belgische kandidatuur, maar daar speelden ook andere factoren een rol. Ons land beschikte niet over een vertegenwoordiger in het stemgerechtigde Uitvoerend Comité en Azerbeidzjan en Rusland hadden met respectievelijk Socar en Gazprom twee invloedrijke sponsors van de UEFA achter de hand. Als de olieroebels boven worden gehaald, wordt het moeilijk om te concurreren. Als je dat op een legale manier wilt doen alleszins.

Een hoera is echter heus wel op zijn plaats. Als hoofdstad van Europa en met een nationale ploeg die momenteel de vijfde stek bekleedt op de FIFA-ranking slaat Brussel geen slecht figuur tussen de twaalf andere gaststeden. Dat er meteen vooruit moet worden gekeken is evenwel ook duidelijk. Het stadiondossier belooft immers nog een heet hangijzer te worden. Op politiek vlak lijkt alles in orde voor een nieuwe tempel op Parking C van de Heizel, maar er moeten nog steeds privé-investeerders gezocht worden en de buurtbewoners dreigen ook dwars te liggen. Om over de rol van Anderlecht nog maar te zwijgen. Dat de Brusselse club zijn intrek zou nemen in het nieuwe stadion is niet naar de zin van Club Brugge dat spreekt over concurrentievervalsing en de Pro League is eveneens not amused dat ze daar niet officieel van op de hoogte werd gesteld. Om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen zal nog veel diplomatie nodig zijn.

Het is haast symbolisch voor de Belgische stadionpolitiek. Met uitzondering van AA Gent kreeg geen enkele club de afgelopen jaren een project voor een nieuw onderkomen van de grond. Een slechte zaak voor ons voetbal. Momenteel beantwoordt geen enkel Belgisch stadion aan de normen om een Europa League- of Champions League-finale te organiseren en interlandvoetbal in het Koning Boudewijnstadion is enkel mogelijk dankzij een tijdelijke uitzonderingsmaatregel van de UEFA.

Op het vlak van prestige een beschamende vaststelling, maar het gaat ook verder dan dat. Moderne infrastructuur is broodnodig voor clubs om hogere inkomsten te genereren. In het buitenland hebben ze dat al begrepen, zelfs bij de meer bescheiden voetballanden. Donderdag nog speelde Lokeren in de Europa League tegen Legia Warschau –bezwaarlijk een Europese reus te noemen – in het imposante Wojska Polskiegostadion dat 31.800 fans kan herbergen. Wil het Belgisch voetbal die achterstand nog proberen goed te maken of zijn voorsprong behouden op nog minder gefortuneerde landen, dan is het tijd voor actie. De spade moet in de grond.

Een versnelling of twee hoger

Eén Champions League-wedstrijd een beperkt deel van het stadion afsluiten. Die straf heeft de Russische club CSKA Moskou toebedeeld gekregen van de disciplinaire raad van de UEFA voor het racistisch gedrag van zijn fans in de thuiswedstrijd van het kampioenenbal vorige week tegen Manchester City. Voor degenen die het gemist zouden hebben: de fans hadden het vooral gemunt op de Ivoriaanse middenvelder Yaya Touré die op oerwoudgeluiden werd getrakteerd.

Al is de term ‘fans’ natuurlijk relatief. Geen idee of er al wetenschappelijk onderzoek over is uitgevoerd, maar de kans dat je met dergelijk gedrag je club sportief een duwtje in de rug geeft, lijkt ons kleiner dan de mogelijkheid dat Emile Mpenza een plaatsje in de WK-kern van de Rode Duivels bemachtigt.

Wat ook relatief is, is hetgeen de UEFA verstaat onder de definitie van ‘straf’. Eén wedstrijd een klein deel van het stadion afsluiten is een van de lichtste maatregelen die genomen kunnen worden. Evengoed had de wedstrijd definitief gestaakt kunnen worden, had CSKA een geldboete moeten betalen of had het ganse stadion voor een langere periode gesloten kunnen worden. Als Greenpeace protesteert tegen de politiek op de Noordpool van energiereus en een van hoofdsponsoren van de UEFA Gazprom wordt de club waar de actie plaats vond veel strenger bestraft. De wereld op zijn kop.

De UEFA heeft bij deze een unieke kans gemist om een duidelijk signaal te geven dat voetbal niet rijmt op racisme en discriminatie. Opnieuw een kans, want het voorval bij CSKA Moskou is geen alleenstaand incident. Deze week nog zwaaiden fans van stadsgenoot Spartak tijdens rellen in de bekerwedstrijd tegen Shinnik Yaroslavl met nazi-vlaggen. En dit probleem is heus niet een uitsluitend Russische aangelegenheid. Dat zou de realiteit te rooskleurig voorstellen. Wie even rond googelt, kan al gauw een uit de kluiten gewassen lijst opstellen.

UEFA-bondsvoorzitter Michel Platini en co moeten dus dringend een versnelling of twee hoger schakelen in de strijd tegen racisme. Dat ze het probleem reeds op de agenda plaatsten is lovenswaardig. Maar vooralsnog blijft het steken in de modder van de vrijblijvendheid. Promospots op televisie voor, tijdens en na wedstrijden en stoere taal wat betreft de bestraffing vormen een eerste voorzet, maar zolang die bal niet binnengekopt wordt, kan je het pleit nooit winnen.

Meer nog: als er geen harde maatregelen genomen worden, dreigt de strijd tegen racisme verloren te worden. Negeren maakt het gezwel immers sterker en houdt het in stand. Heren van de UEFA en bij uitbreiding ook andere sportbonden: tref de clubs en de zogenaamde supporters die zich bezondigen aan racisme en discriminatie waar het pijn doet: zware financiële boetes, stadionverboden, puntenaftrek, enzovoort. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

Het Spaanse woord voor ethiek

Geld en voetbal, het is niet de beste combinatie. Dat bewees de transfersoap rond Gareth Bale. Voor wie de afgelopen jaren onder een steen heeft geleefd: Gareth Bale is een voetballer, een hele goede zelfs. Als zestienjarige debuteerde de Welshman bij Southampton in de Engelse tweede klasse en al snel verhuisde hij naar het hoogste niveau bij Tottenham Hotspur. Mede door blessures werd die verhuis in eerste instantie geen succes. Niets kon toen voorspellen hoe de situatie vandaag zou zijn: Bale werd gisteren in Santiago Bernabéu voorgesteld als de nieuwste aanwinst van Real Madrid.

De cijfers die in het contract staan, zijn duizelingwekkend. De verhuis van Bale naar de Spaanse hoofdstad wordt vergoed door Los Blancos met een bedrag van 99 miljoen euro (sommige bronnen spreken zelfs van 101 miljoen), wat meteen geboekt kan worden als de duurste transfer in de voetbalgeschiedenis. Ter vergelijking: dat cijfer is meer dan het dubbele van het totale budget van Anderlecht.

En persoonlijk vaart Bale er ook wel bij: het jaarloon van de linksbuiten zal ongeveer 10 miljoen euro bedragen. Zelfs CEO van BPost Johnny Thijs zou bij dat bedrag even moeten slikken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de commotie die de afgelopen dagen is ontstaan over de astronomische geldsommen groot is. Het gevaar te vervallen in populisme loert om de hoek, maar de critici die zich hebben laten horen hebben wel degelijk een punt. Spanje kreunt onder de economische crisis. Zes miljoen inwoners zijn werkloos en de overheidsschuld is gestegen tot 943,7 miljard euro. Supporters kunnen dus nog maar amper een kaartje kopen, terwijl Bale op zes seizoenen tijd 60 miljoen euro komt scheppen. Paradoxaler kan haast niet.

Helemaal onbegrijpelijk wordt het wanneer men kijkt naar de financiële stand van zaken in het Spaanse voetbal. De Primera División is de laatste tijd heel wat van zijn pluimen aan het verliezen. Met uitzondering van enkele clubs zoals Real Madrid, Barcelona en Sevilla is het zeer moeilijk geworden voor menig Spaanse eersteklasser om het hoofd boven water te houden. Het feit dat zelfs Belgische ploegen zich meer en meer op de transfermarkt van het schiereiland richten is wat dat betreft tekenend.

En zelfs voor de teams die in staat zijn om hun spelers te betalen is de financiële toestand allesbehalve rooskleurig. Twee jaar geleden werd de schuldenberg van Real Madrid nog geschat op 588 miljoen euro, steeds opgevangen door leningen van banken die op hun beurt gered moesten worden door Europees geld. Zou er een Spaans woord voor ethiek bestaan?

De Financial Fair Play-regels die de UEFA vanaf volgend seizoen zal invoeren zullen een antwoord op deze problematiek proberen te formuleren – een club mag dan niet meer geld uitgeven dan het bedrag dat er dat seizoen in de clubkas binnen vloeide – maar op basis van de transfer van Bale is het nu al duidelijk dat het reglement voor een groot stuk zijn doel voorbij schiet.

Want wat de koepel van Europese voetbalbonden verstaat onder ‘inkomsten’, is zeer ruim opgevat. Naast de louter sportieve opbrengsten (vb: verkoop van spelers) kunnen clubs ook sponsorgelden en tv-inkomsten meerekenen. Op die manier overtreedt Real geen enkele UEFA-regel. De komst van Bale is immers ook op marketingvlak een gouden zet voor de club: de verkoop van truitjes zal exploderen, vele bedrijven zullen hun naam aan de Welshman willen verbinden, enzoverder. Dat het neerkomt op competitievervalsing en het de geloofwaardigheid van het Europese voetbal zwaar ondergraaft, het zal de Koninklijke worst wezen.

In alle rust rijpen

Wat weinigen verwacht hebben, is woensdagavond toch gebeurd. Anderlecht heeft sinds lang nog eens een competitiewedstrijd verloren. Zulte Waregem was de beul van dienst. Maar liefst vijftien matchen in de Jupiler Pro League waren de Brusselaars ongeslagen en bovendien was er dit seizoen tot nog toe geen enkele Belgische ploeg vanuit het Astridpark met drie punten huiswaarts kunnen keren.

Al komt de nederlaag nu ook weer niet als een grote verrassing. Anderlecht was reeds een paar weken in mindere doen. En enkele spelers zoals Praet en Bruno lijken hun goede vorm (tijdelijk?) kwijt te zijn. Dat werd woensdagavond in het Constant Vanden Stockstadion pijnlijk duidelijk. Paars-wit was slechts de schim van de titelfavoriet die het hoort te zijn. Geslaagde combinaties waren zeldzaam, hetzelfde geldt voor de scherpte voor doel en het tempo lag te laag.

De zege van Zulte Waregem louter wijten aan het falen van de thuisploeg zou echter de grensclub oneer aandoen. De ploeg van Francky Dury is het enige team dat Anderlecht dit seizoen kan bedreigen en liet dat ook zien. Desondanks de afwezigheid van sterkhouders Malanda en Leye leverden de spelers van coach Francky Dury een meer dan degelijke prestatie. Steunend op een stevige defensieve organisatie – amper acht tegendoelpunten in twaalf uitwedstrijden – speelde Zulte Waregem zeer uitgekookt. We zouden bijna zeggen als een titelkandidaat.

Bijna, want Essevee uitroepen tot een potentiële landskampioen is te voorbarig. Meestrijden aan de top is zeer knap voor een ploeg die het moet stellen met bescheiden middelen: het stadion is niet aangepast aan de eisen van de Uefa om op het Europese toneel te mogen aantreden en het budget bedraagt slechts 8,2 miljoen euro.  Maar om op het einde van het seizoen de titel binnen te halen is er meer nodig. Vergeet immers niet dat binnen een paar weken de competitie eigenlijk pas echt start, wanneer de play-offs beginnen. Dan gaat het echt om de knikkers en neemt de druk toe. De klassieke topploegen met een ruime kern kunnen dan altijd iets meer. En Zulte Waregem heeft daarnaast ook niet gek veel ervaring.

Het team van Francky Dury een te grote rol toedichten zou bovendien ook geen geschenk voor de club zijn. Want de ploeg komt van ver. Vorig jaar vertoefde Zulte Waregem nog in de kelder van de Jupiler Pro League. Het terughalen van Dury als coach was de beste transfer die de fusieclub sinds haar geboorte in 2001 heeft gerealiseerd. Hij bracht terug een duidelijke visie in het team. Hetgeen bij de zogenaamd grotere broer Club Brugge ontbreekt. De keuze van Dury om te opteren voor jonge Belgische talenten en het terughalen van Franck Berrier en Mbaye Leye hebben Zulte Waregem geen windeieren gelegd. Het is evenwel een groeiproces dat door te hoge verwachtingen gestokt kan worden. In alle rust laten rijpen is een veel betere optie. Wie weet beschikken ze dan aan de Gaverbeek op lange termijn over een Grand Cru.

Mensen met lef

Een van de voetballers uit onze competitie die de laatste weken het meest over de tongen is gegaan is Dennis Praet. Deze achttienjarige spelverdeler is dit seizoen de revelatie bij Anderlecht en bij uitbreiding de Jupiler Pro League. Sierlijke aanvallende middenvelder en bovendien een nuchter mens. Zo hebben we het graag.

Zijn talent kwam voor het eerst bovendrijven voor het grote publiek vorig seizoen in de twee bekerwedstrijden van Anderlecht. De Brusselaars zwalpten en verslikten zich uiteindelijk in derdeklasser Rupel Boom, maar Dennis Praet was telkens een lichtpunt met in totaal twee assists en een doelpunt. Dit seizoen volgde dan zijn echte doorbraak in het eerste elftal, samen met dat ander jeugdig talent Massimo Bruno. Terecht wordt daarbij met lof gezwaaid naar coach John van den Brom. Hij durfde het aan om spelers uit de Anderlechtste jeugdopleiding het vertrouwen te geven en ze tot basisspelers te laten uitgroeien.

Maar eigenlijk klopt een deel van de bovenstaande zin niet. Praet en Bruno zijn immers geen volwaardige producten van de jeugdacademie in Neerpede. De eerste maakte twee jaar geleden de overstap vanuit Genk. De tweede doorliep eerst de jeugdreeksen bij Mons en Charleroi (nadat hij weliswaar door een blessure bij Anderlecht was vertrokken).

Het is haast symbolisch voor de jeugdwerking bij de meeste Belgische topclubs. Doorstroming van echte talenten naar de A-kern blijft nog steeds een probleem. Een aangename uitzondering is Racing Genk, maar voor de rest is het armoe troef. Club Brugge, Anderlecht, Standard: haast bij elk team is het met een vergrootglas zoeken naar zelf opgeleide jeugdspelers. Nochtans hebben de afgelopen jaren ons geleerd dat er aan Belgisch voetbaltalent geen gebrek is.

Een eenduidige verklaring daarvoor zoeken is niet eenvoudig. Ten eerste is het in België makkelijker om buitenlandse spelers aan te trekken dan in de ons omringende landen. Bij ons is de drempel enkel een minimumcontract van 70.400 euro brutosalaris per jaar. In Nederland ligt dat bijna tien keer zo hoog. In Engeland moeten niet-EU-voetballers bovendien de laatste twee jaar driekwart van de interlands van hun nationale ploeg hebben gespeeld. Door die minder strenge voorwaarden zijn buitenlandse spelers goedkoper en ook meer gegeerd.

De UEFA en de FIFA probeerden deze problematiek te counteren door de zogenaamde home grown-regel: in elke selectie van achttien moeten er minstens acht spelers zitten die in het land van de club zijn opgeleid. Maar de Belgische teams hebben een achterpoortje gevonden. Ook buitenlandse voetballers onder de 21 jaar die al drie seizoenen voor de club spelen, vallen onder die regel.

Langs de andere kant is het voor een Belgische club moeilijker om een jeugdvoetballer te contracteren. Dat kan pas vanaf zijn zestien jaar. In het buitenland daarentegen kan dat al een jaar vroeger. Anderlecht verloor zo afgelopen jaar Charly Musonda Junior en Mathias Bossaerts aan respectievelijk Chelsea en Manchester City. Ploegen met een grote uitstraling en dus moeilijk om als speler aan hun lokroep te weerstaan. Maar het is niet altijd de meest verstandige keuze. De concurrentie is er heviger en de verwachtingen groter. En naar het buitenland vertrekken is sowieso niet altijd evident. Zeker voor een jonge kerel die zijn puisten nog niet ontgroeid is.

Dat er iets grondig mis is, is dus zonneklaar. Maatregelen dringen zich op op alle niveaus: strengere minimumcontracten voor buitenlandse spelers, het wegwerken van achterpoortjes in de wetgeving en een betere bescherming van de jeugdwerking. Maar wie er vooral nodig zijn, zijn mensen met lef. Clubs die voluit de kaart kiezen van Belgisch talent, de overheid en de bondsinstanties die er hen actief in steunen en spelers (en hun ouders) die niet al te vlug toegeven aan voorstellen van buitenlandse clubs. Zo zullen we al een heel eind opschieten.

Nieuwe Ohayons en Jarunnen

Charleroi associeer je als buitenstaander niet met de fraaiste dingen. Criminaliteits- en werkloosheidscijfers die de pan uitswingen, corruptie, verlaten hoogovens en terrils. Kortom: grauwheid door een stad in beelden omgezet. Germinal aan de Samber. Desondanks dat liedje van Tom Pintens.

De lokale eersteklasser Sporting Charleroi is typerend voor de stad. Sportief al jaren op drift, spelers die komen en gaan, supporters die morren, dubieuze bestuurslui en een stadion dat pijn aan de ogen doet. Google afbeeldingen geeft je bij de zoekopdracht ‘lelijkste stadion ter wereld’ dat van de Zebra’s als eerste resultaat.

Niets om fier op te zijn, maar niet alles is kommer en kwel op Mambourg. Dat bewijzen Matan Ohayon en Omar Jarun. Wie? Inderdaad niet de meest bekende voetballers, maar wel opvallende. Vooral door hun nationaliteit. Ohayon is Israëli, zijn ploegmaat Jarun Palestijn. In de regio waar hun roots ligt, staan hun landgenoten elkaar naar het leven, maar in de opstelling van Charleroi delen ze een plek in de defensie en in de kleedkamer van de Waalse club zijn beide spelers ook buren. Verenigd door het voetbal, het zou zo een Hollywoodfilm kunnen zijn. Het mooie aan dit verhaal is dat voor Jarun en Ohayon hun verschillende afkomst niet belangrijk is. “Alleen extremisten haten andersdenkenden”, zeiden ze onlangs in een Vlaamse krant daarover.

Waarom haal ik dit nu aan? Omdat het niet evident is. In deze geglobaliseerde wereld, maar ook in dat deeltje waar koning voetbal de plak zwaait. Racisme is immers nog steeds een diepgewortelde kanker in een stadion. Dat werd vorige week nog maar eens duidelijk in de belofteninterland Servië-Engeland. Engelse zwarte spelers werden toen massaal geviseerd door de thuisfans: van oerwoedgeluiden tot het gooien van stenen. Het feit dat het ‘maar’ in Servië was mag daarbij geen excuus zijn. Ook op en rond de Belgische voetbalvelden worden buitenlandse voetballers soms geviseerd. Dat kan men echter niet vaststellen op basis van de statistieken. Nog nooit werd in België een speler veroordeeld tot het betalen van een strenge boete voor racistisch gedrag en clubs moeten maar zelden opdraaien wanneer hun supporters zich daar ook aan bezondigen.

De voetbalbonden, de binnenlandse en de UEFA en de FIFA moeten dus dringend het roer omgooien. Er werden reeds strenge straffen op papier gezet, maar die bleken tot nu toe eerder theorie te zijn. Bewustmakingscampagnes vervallen evenzeer in vrijblijvendheid. De uitspraak van Sepp Blatter, opperhoofd van de FIFA, dat racisme niet bestaat in het voetbal en dat spelers bij zulke incidenten elkaar gewoon de hand moeten schudden laat ook niet het beste verhopen.

De bondsinstanties moeten overgaan tot hardere acties. Clubs en spelers straffen waar het pijn doet: wedstrijden zonder publiek, het aftrekken van punten en zwaardere schorsingen en boetes. Dit moet de regel worden in plaats van de uitzondering. En ook in het jeugdvoetbal dient er meer aandacht te worden besteed aan de preventie van racisme. Het is daar immers dat de spelers en supporters van de toekomst actief zijn. Laten we ze allemaal stimuleren om uit te groeien tot nieuwe Ohayons en Jarunnen.