De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Maandelijks archief: mei 2013

Wisselvallig

De opluchting zal vast en zeker groot geweest zijn een dikke tien dagen geleden in de bestuurskamer van Anderlecht na de beslissende play-off wedstrijd tegen Zulte Waregem. De 32ste landstitel was na veel zwoegen binnen. Al zal deze geen prominente plek krijgen in de prijzenkast van het Constant Vanden Stockstadion. Daarvoor was het seizoen te wisselvallig.

Voor Nieuwjaar speelde paars-wit nochtans uitstekend. Het seizoensbegin met als typerend voorbeeld de kwalificatiewedstrijd van de Champions League tegen AEL Limassol was misschien nog wat twijfelachtig, maar daarna groeide de ploeg zienderogen. Anderlecht stak er met kop en schouders bovenuit in de vaderlandse competitie. Mbokani en co zetten onder meer een mooie reeks neer van elf overwinningen op een rij. En bovendien werd er soms snoeihard uitgehaald: 5-0 tegen AA Gent, 6-1 tegen Club Brugge. Ook tijdens de groepsfase van de Champions League oogstten de troepen van John van den Brom lof. Vooral de prestaties thuis tegen Zenit Sint-Petersburg en op bezoek bij Malaga gaven de Anderlechtse burger moed. Al zullen critici terecht opmerken dat er achteraf bekeken meer in zat dan een 5/18 en een laatste plaats in de eindstand van de poule. Alleen Malaga dat ei zo na de halve finales bereikte, toonde aan beter te zijn. Zenit en AC Milan waren evenwel kwetsbaar en dus te pakken.

Toen deed koning winter echter zijn intrede in het land en kwam Anderlecht in een neerwaartse spiraal terecht. Het spelpeil verslechterde aanzienlijk en de onrust in de groep nam toe: de afgesprongen transfer van Suarez, Biglia die zijn vertrek wilde forceren met het veinzen van een migraineaanval en Mbokani die later dan gepland terugkeerde van de Afrika Cup. Het deed het team duidelijk geen goed. Play-off 1 bracht geen beterschap. Degelijke prestaties werden steeds gevolgd door slechte. Het puntentotaal is treffend: 15/30, net geslaagd maar ook niet meer dan dat.

Stellen dat Anderlecht niet de verdiende kampioen is, is echter een brug te ver. Na een lang seizoen liegt de eindstand nooit, zelfs wanneer er met een play-off-systeem gespeeld wordt. Over een gans jaar beschouwd valt er weinig af te dingen aan de 32ste landstitel van de Brusselaars. Maar dat heeft ook te maken met de concurrentie. Geen enkele tegenstander kon echt aanspraak maken op de eerste plaats. Zelfs Zulte Waregem niet dat aangenaam verbaasde, maar niet over de dominantie beschikte van een waardige kampioen.

Paars-wit mag dus vieren, maar kan zich best zo snel mogelijk beginnen te focussen op het volgende seizoen. Dat kondigt zich reeds als een moeilijk jaar aan. Verschillende sterkhouders zoals Biglia, Proto, Kouyaté en Mbokani staan immers met hun koffers te wachten aan de uitgang van het Constant Vanden Stockstadion voor een transfer. De miljoenen die  dankzij de rechtstreekse kwalificatie voor de Champions League veiliggesteld zijn, zijn bijgevolg meer dan welkom.

Al moet er ook verder gezien worden dan enkele gerichte versterkingen. Binnen de A-kern loopt er namelijk nog heel wat potentieel rond dat dit seizoen te weinig aangewend werd: Suarez had bijvoorbeeld na zijn transfer- en blessureperikelen veel tijd nodig om naar zijn niveau toe te groeien en iemand als De Zeeuw kan ook beter dan hetgeen hij tot nu toe heeft laten zien. 27 interlands voor het Nederlandse elftal liegen immers niet.

Bovendien staan er heel wat jeugdspelers te wachten aan de deur van de hoofdmacht. En in vele gevallen is dat talentvolle jeugd. Dat bewees de U21 met knappe prestaties in het befaamde tornooi van Viareggio en in de Next Gen Series, de Champions League voor jeugdteams. Bovendien had John van den Brom bij zijn aanstelling de reputatie van een uitstekende talentbegeleider te zijn, maar dat kwam er dit seizoen te weinig uit. Massimo Bruno brak weliswaar door en Dennis Praet bevestigde dat hij op termijn kan uitgroeien tot een onbetwistbare sterkhouder, maar we mogen meer verwachten van de Nederlander. Ook op gebied van het managen van de spelersgroep bewees Van den Brom dat hij als coach nog progressie moet boeken en dat zijn stap van een middenmoter uit de Eredivisie naar een Belgische topper niet evident is. Al datgeen werd ook opgemerkt bij het bestuur van Anderlecht, dat steeds bikkelhard is wanneer er moet beslist worden over het al dan niet ontslag van een trainer.

Vooralsnog moet Van den Brom niet vrezen voor zijn baan in het Astridpark, maar zijn opdracht om het Brusselse schip volgend jaar in rustiger vaarwater te brengen zal niet eenvoudig zijn. Aan John van den Brom dus om te bewijzen dat hij meer is dan die trainer die een zingende en dansende mental coach in de kleedkamer van paars-wit binnenloodste.

Open brief aan Peter Vandenbempt

Beste Peter Vandenbempt,

Ik ben Thomas Lamm, beginnend (sport)journalist bij een niet nader genoemde Vlaamse krant. Afgelopen weekend las ik een sterk interview met u in De Morgen. Sterk, omdat het prikkelde om na te denken. Het is dan ook de aanleiding om u deze open brief te schrijven.

Vooral over uw antwoord op de vraag of de voetbaljournalistiek de laatste decennia veranderd is, moest ik de wenkbrauwen fronsen. U stelt dat alles sneller en vluchtiger is geworden. Dat lange interviews bijna onmogelijk zijn. En dat de afstand tussen spelers en trainers aan de ene kant en journalisten aan de andere vergroot is.

Stuk voor stuk vaststellingen die ik kan onderschrijven. Maar was het vroeger dan allemaal zoveel beter? Moeten we terug naar de periode waarin dat de sportjournalistiek in de eerste plaats een werktuig was om het onderwerp waarover er bericht werd te verheerlijken? Een periode waarin zonder enige kritische blik prestaties op een sokkel geplaatst werden, simpelweg om de sportgedachte hoog te houden bij de massa en eigen georganiseerde wedstrijden te kunnen promoten. Bovendien kwamen journalisten toen vaak zelf uit de sportwereld. Niet bepaald positief te noemen voor kritische verslaggeving.

En zijn die huidige tendensen allemaal wel zo te betreuren? Dat sporters meer afgeschermd worden dan vroeger, moet niet per se nefast zijn voor de verslaggeving. Integendeel, ik heb nooit goed begrepen waarom een innige band tussen sporter en journalist er überhaupt moet zijn. Waarom dat je speler x na een training meteen moet kunnen spreken. En speler y op elk uur van de dag moet kunnen opbellen. Enige afstand bewaren lijkt me daarnaast – sorry dat ik in herhaling val – bevorderlijk voor de o zo noodzakelijke kritische blik. Want zonder dat laatste dreigt de sportjournalistiek zichzelf irrelevant te maken. Dan kunnen we ons werk even goed uitbesteden aan woordvoerders en PR-consultants.

Maar eigenlijk is al datgeen niet de primaire trigger geweest om deze brief te schrijven. Wat me wel heeft aangezet om mijn laptopscherm open te klappen is een zinnetje een beetje verder in het interview. Slechts één zinnetje, maar wel een belangrijk. Bij uw vaststelling dat er meer kanalen zijn bijgekomen in vergelijking met vijftien jaar geleden betwijfelt u namelijk of er wel genoeg talent voorradig is in Vlaanderen om die gaten op te vullen.

Ten eerste is het medialandschap volgens mij niet aanzienlijk gegroeid de afgelopen jaren. Wanneer we kijken naar bijvoorbeeld de geschreven pers kunnen we alleen maar bemerken dat er in Vlaanderen slechts drie krantengroepen zijn die daarenboven binnen hun groep de sportpagina’s vaak (deels) gezamenlijk schrijven. En dan hebben we het nog niet gehad over de economische crisis die ook in het medialandschap hard toeslaat. Naakte ontslagen, werknemers die met pensioen vertrekken en niet meer vervangen worden, meer freelancers die met een minder goed statuut moeten werken: het is dagelijkse kost geworden op het bord van de journalist.

En ten tweede ben ik er stellig van overtuigd dat er wel degelijk talent aanwezig is. Dat heb ik vorig jaar zelf kunnen vaststellen in de masteropleiding journalistiek die ik volgde. Allemaal studenten die uit liefde voor de pen of de microfoon zich willen begeven in de jungle van kranten, magazines, radio en televisie. Die vooral willen doen wat ze graag doen en waar ze goed in zijn. Die tegen de populistische gedachte opboksen dat je louter een studierichting moet kiezen waarbij je zeker werk vindt. Die aan zichzelf beginnen twijfelen wanneer er nog maar eens een vacature aan hun neus voorbij gaat. Voor die groep komt de stelling dat er misschien niet genoeg talent is in Vlaanderen extra hard aan.

Vriendelijke groeten,

Thomas Lamm