‘Wie is Robbie Rogers?’ was tot afgelopen donderdag hoogstens een quizvraag, waarop enkel mensen die van Wikipedia hun officiële verblijfplaats hebben gemaakt, het antwoord kennen. Als voetballer heeft de Amerikaan uit Californië een aardige carrière uitgebouwd, maar een nieuwe Messi was hij niet. In de VS verdiende hij aardig zijn sporen in de hoogste afdeling en hij vertegenwoordigde ook zijn land op de Olympische Spelen in Peking. In Europa had hij het echter moeilijker: een passage bij Heerenveen mislukte en tot het einde van vorig jaar werd hij uitgeleend door de Engelse tweedeklasser Leeds United aan provincieclubje Stevenage. Maar Rogers haalde afgelopen vrijdag met ander nieuws de krantenpagina’s. De voetballer outte zich als homo en besliste meteen om een punt te zetten achter zijn carrière. “Mijn geheim is weg”, lichtte de speler zijn beslissing toe. “Ik ben nu een vrij man.”
Wat hij er echter ook bij vermeldde: “Tijdens de afgelopen vijfentwintig jaar ben ik te bang geweest om te tonen wie ik echt ben.” Angst in de wereld van het voetbal. Het zou niet mogen, maar het is de harde realiteit.
Voetbal wordt wereldwijd door miljoenen mensen gespeeld, maar grote spelersnamen die uit de kast komen als homo zijn op één hand te tellen. Ergens is dat ook niet verwonderlijk als je weet wat er met een van de eerste bekende homoseksuele voetballers is gebeurd. De Engelse prof Justin Fashanu outte zich in 1990, maar betaalde daar een hoge prijs voor. Uitgespuugd door de voetballerij zakte zijn carrière ineen en hij werd bovendien ook valselijk beschuldigd van aanranding van een zeventienjarige jongen. Uppercuts van jewelste, die Fashanu k.o. mepten. Op 2 mei 1998 werd hij dood aan een touw teruggevonden in een garage.
Of Rogers ook een uppercut vreesde en daarom stopte met voetballen is niet duidelijk. Wat evenwel wel zonneklaar is, is dat de voetbalwereld met een huizenhoog probleem zit. Veel groter dan gok- en andere schandalen: het weigeren aanvaarden dat mensen verschillend zijn. En dat is jammer genoeg enkel zo op of rond een voetbalveld. In het rugby bijvoorbeeld zijn er wel bekende homoseksuele spelers, die zonder kritiek of haat van de buitenwereld uit de kast kunnen komen.
De actie die Vlaams minister Pascal Smet in september vorig jaar aankondigde is een eerste stap in de goede richting om iets aan het probleem te doen. Smet wil in samenwerking met de voetbalbond een meerjarenplan opstellen om homofobie in het voetbal aan te pakken. Maar er is meer nodig dan een maatregel die in een van de 209 landen die lid zijn van de FIFA van bovenaf wordt opgelegd. Net zoals enkele maanden geleden tijdens de discussie over voetbalgeweld na de dood van de Nederlandse grensrechter Richard Nieuwenhuizen, dwingt een introspectie zich op bij alle betrokken actoren: spelers, trainers en fans. Als voetballiefhebbers moeten we vertrekken vanuit hetgeen dat ons bindt, namelijk de liefde voor het spelletje. Dan maakt het niet uit wie je bent of wat je voorkeuren op eender welk vlak zijn. Niet de beleidsmakers moeten het klimaat creëren waarin iedereen zich thuis voelt, maar het voetbal zelf. Alleen op die manier geraken we vooruit. En kan elke voetballer of voetbalster gewoon doen wat hij of zij graag doet: tegen een bal trappen.