De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Maandelijks archief: december 2012

Het eigenzinnige voetbaljaaroverzicht 2012

De tijd van jaaroverzichten, het is weer zover. Elk medium dat zichzelf een beetje respecteert pakt uit met lijstjes van de besten, slechtsten, opmerkelijksten en andere superlatieven. Deze blog is daar geen uitzondering op. Daarom een opsomming van tien feiten die ons in 2012 in de voetbalwereld opvielen.

1. Anderlecht

Anderlecht is nog steeds Anderlecht. Af en toe een crisisje, maar toch veren de Brusselaars telkens weer recht. Zo ook in de afgelopen play-offs. Een slechte start en meteen stapelde de donkere wolken boven het Astridpark zich op. Dat weerhield paars-wit er echter niet van om enkele weken later voor de eenendertigste keer in de clubgeschiedenis Belgisch kampioen te worden. Een tweede crisismoment ontstond in de beginfase van het huidige seizoen. De heenwedstrijd van de laatste voorronde voor de Champions League werd met 2-1 verloren tegen het bescheiden Cypriotische AEL Limassol. Weeral dreigde de kwalificatie voor de eindronde van het kampioenenbal mis te gaan. Anderlecht zette evenwel een week later in het Constant Vanden Stockstadion de scheve situatie recht en werkte vervolgens een behoorlijk Europees parcours af. Ook in de nationale competitie loopt het als een trein. Zonder al te veel ongelukken wenkt een volgende titel. Tenzij het natuurlijk nu echt fout loopt in de play-offs.

2. Antwerpen

Wat van Anderlecht gezegd kan worden, geldt ook voor het Antwerpse voetbal. Echter in de negatieve zin. Het voetbal aan de Schelde is ook in 2012 niet veranderd. Vorig jaar spraken we rond deze tijd van het jaar de wens uit dat Beerschot en Antwerp in kalmer vaarwater zouden terecht komen en dat  de actie zich op het veld zou afspelen in plaats van er naast, maar het waren nog maar eens 365 dagen vol kommer en kwel. Sportief gezien staat het rapport van beide ploegen vol met rode cijfers. Op andere gebieden is het misschien zelfs nog erger gesteld. Financiële kopzorgen, bestuur en supporters van de twee clubs die elkaar in de haren vliegen, het stadiondossier dat nu definitief begraven lijkt. Het is een somber eindejaar voor de voetballiefhebber in de Scheldestad.

3. Club Brugge

Club Brugge daarentegen lijkt wel veranderd te zijn. Waar is de tijd van de stabiele topploeg, die gekenmerkt werd door spelers die haast verbonden leken met het clublogo en een bestuur dat een rust uitstraalde die als een mantel over het team lag? In plaats daarvan kwamen er nieuwe bazen die ons lieten kennis maken met even nieuwe termen zoals personal perfomance centre en conversation manager,  was het de afgelopen jaren een komen en gaan van spelers en werd de ene trainer vliegensvlug ingeruild voor de andere. Dit jaar bereikten we een dieptepunt. De passage van Georges Leekens als coach in het Jan Breydelstadion leek zo uit een slechte soap te komen en op sportief vlak zit er ook dit seizoen waarschijnlijk geen titel in.

4. Spanje

In de internationale voetbalwereld bestaat er weinig discussie: Spanje is op dit moment de beste ploeg ter wereld. Toch verliep het begin van Euro 2012 voor La Furia Roja behoorlijk stroef. Enkele sterkhouders zoals David Villa en Carlos Puyol moesten afhaken wegens blessures en de armada won hun poule slechts nipt. Toch begon de motor net op tijd te draaien. En wat voor een motor. In de finale werd Italië eenvoudig weggetikt. Efficiëntie gekoppeld aan een esthetiek die bijna de perfectie benadert. Zo zien we het graag. Bovendien werd het elftal van Vicente del Bosque door het binnenhalen van de EK-eindzege het eerste land dat drie internationale bekers op rij in zijn trofeeënkast kan zetten. Daar kunnen we alleen maar een diepe buiging voor maken.

5. Italië

Italië kwam er in de finale van Euro 2012 zoals reeds gezegd niet aan te pas. Toch is het voor ons dé ploeg van het tornooi. Wie immers voorspeld had dat het team zo lang  in Polen en Oekraïne zou verblijven, had veel geld kunnen verdienen bij de bookmakers. De voorbereiding was een ramp. Het Italiaanse voetbal was in de ban van een gokschandaal en het team had ook te kampen met blessureleed. Maar de feniks herrees uit zijn as. De labiele maar bij momenten zo briljante Mario Balotelli, de ervaren Andrea Pirlo die het team vooruit stuwde, de minzame bondscoach Cesare Prandelli die zijn kalmte bewaarde en tactisch zeer sterk stond te coachen. Het was het ideale triumviraat voor een meer dan geslaagd EK voor de Squadra Azzurra.

6. Ierse supporters

Ierland liet zich minder sterk opmerken door zijn sportieve prestaties. Het team van bondscoach Giovanni Trapattoni verloor driemaal kansloos in de eerste ronde en moest al gauw zijn koffers pakken. Geen reden echter voor de fans om hun ploeg de rug toe te keren. Integendeel, ze zorgden voor ware kippenvelmomenten door uit volle borst te blijven zingen en ons daarbij te doen herinneren waar het bij supporteren allemaal om draait. Je simpelweg amuseren en daarbij relativeren dat het maar voetbal is. Respect lads!

7. Geweld op het voetbalveld

Waarom we bovenstaande gebeurtenis hebben opgenomen in ons jaaroverzicht, hangt samen met de volgende. In 2012 zagen we weeral veel gevallen van fysiek en verbaal voetbalgeweld in de media opduiken. Als tragisch dieptepunt denken we daarbij aan de dood van een grensrechter na een uit de hand gelopen wedstrijd in het Nederlandse jeugdvoetbal. Stellen dat geweld eigen is aan de sport zou te kort door de bocht zijn, maar het is duidelijk dat het voetbal een probleem heeft. Of beter de ganse samenleving, aangezien dat eerste er prominent deel van uit maakt. Het probleem aanpakken zal niet eenvoudig zijn, maar meermaals de You Tube-filmpjes van de Ierse supporters op het EK aanklikken kan al wat zoden aan de dijk brengen.

8. Belgische trainers

Het was geen goed jaar voor de trainers in de Belgische eerste klasse. Hoeveel coaches in 2012 er precies zijn ontslagen hebben we niet bijgehouden, maar het zijn er behoorlijk wat. De wissels hebben meestal amper effect. Denk maar aan het ontslag van Trond Sollied bij AA Gent. Zijn opvolger Bob Peeters staat enkele maanden later ook al met één voet buiten het Jules Ottenstadion. Al moeten we er wel bij vermelden dat het meten van het effect van een trainerswissel wetenschappelijke onzin is. Je kan immers niet weten wat er zou zijn gebeurd, indien de oorspronkelijke coach wel op post zou zijn gebleven. Toch dringen er zich maatregelen op ter bescherming van de Belgische clubtrainers. Misschien kan het WWF ze op de lijst van beschermde diersoorten plaatsen?

9. Rode Duivels

In de sportwereld moet je altijd op je hoede zijn voor straffe uitspraken. Zeker wanneer het over de Rode Duivels gaat. Toch kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat dit jaar Kompany en co de stempel ‘beloftenvol, maar het nooit kunnen waar maken’ beetje bij beetje van zich aan het afschudden zijn. Het plotselinge vertrek van bondscoach Georges Leekens op een zondag in mei heeft geen sporen achtergelaten. Meer nog, onder zijn opvolger Marc Wilmots zijn de Duivels bezig aan een degelijk parcours. Eerst was er de deugddoende zege in de vriendschappelijke interland tegen Nederland en dan de tien op twaalf in de kwalificatiecampagne. Voldoende voor een mooi rapport, maar met tien punten ben je natuurlijk nog niet in Brazilië. 2013 zal het jaar van de bevestiging moeten worden.

10. Belgen in het buitenland

Samen met het (relatieve) succes van de nationale ploeg, hebben de Rode Duivels een knap jaar achter de rug bij hun clubteams. Vincent Kompany, Jan Vertonghen, Kevin Mirallas en Eden Hazard werden in respectievelijk de Engelse, Nederlandse, Griekse en Franse competitie verkozen tot speler van het jaar en verschillende andere Duivels werden landskampioen met hun team. Tel daarbij nog eens de opmerkelijke prestaties van spelers zoals Moussa Dembélé, Thibaut Courtois, Simon Mignolet, Axel Witsel, Christian Benteke, Kevin De Bruyne en Marouane Fellaini en je zou haast beginnen denken dat Belgische voetballers naast bier en chocolade ons nieuwste beroemd exportproduct zijn. Benieuwd of dat product ook in Brazilië zal bekend worden.

Een bekentenis en een oproep

‘Voetbal is oorlog’. Voormalig Nederlands succescoach Rinus Michels zal het vast en zeker niet zo bedoeld hebben, maar zijn beroemde uitspraak werd vorige week pijnlijk werkelijkheid. Het verhaal is reeds uitvoerig door de media verslagen: een grensrechter werd in het Nederlandse Almere zodanig door enkele spelers gemolesteerd na een jeugdwedstrijd dat hij even later aan zijn verwondingen overleed. Een drassig veld van een amateurclub ergens in een provinciestad, een wedstrijd zoals er elk weekend dertien in een dozijn worden afgewerkt, jongens van vijftien jaar die nog te jong zijn om te mogen autorijden of drinken. Op hoe een banale manier kan geweld zich uiten?

De uiting kan misschien ordinair zijn, maar het drama in Almere is geen alleenstaand geval. Bijna elke maandagochtend berichten de media over fysieke en verbale conflicten op en rond een voetbalveld. Net zoals de weekendverkeersongevallen haast een vertrouwd gezicht in de krant bij het ontbijt. Hoe jammer dat ook is.

Iedereen die al eens een wedstrijd bijwoont kan het alleen maar bevestigen. Overal – van een wedstrijdje van zesjarige ukjes tot een topper in Europa – voel je op momenten haatwolken boven het veld drijven. Een gif dat de menigte bevangt, niet enkel marginale straatschoffies. Ook ondergetekende. Zie het als een bekentenis, jaren na de feiten weliswaar. Ik was niet de meest sportieve speler en heb het de scheidsrechter vaak onterecht moeilijk gemaakt. Een man die het ook maar deed voor zijn plezier. Het bleef weliswaar beperkt tot wat verbale krachttermen, maar dat roep ik niet in als een excuus. Het is en blijft absurd. Want waarom deed ik het eigenlijk? Goede vraag, ik weet het zelf niet. Voor de gele kaart die ik meermaals onder mijn neus geschoven kreeg, moest ik het in ieder geval niet doen. Het heeft me nooit enig voordeel opgeleverd. Enkel misschien voor een fractie van een seconde een gevoel van stoerheid. Door de zijlijn, coach inclusief publiek, voel je je immers vaak gesterkt in zulke situaties.

Bij het zoeken naar oplossingen is het gemakkelijk om naar de bond te wijzen. Zij zijn de organisator van de honderden wedstrijden die elk weekend weer worden afgewerkt. Maar is dat niet de hete aardappel doorschuiven? Een aardappel die we bovendien met zijn allen zo gloeiend heet hebben gemaakt.

Een moment van bezinning  voor elke voetballiefhebber zou  daarom passender zijn. Want hoe we nu bezig zijn, zijn we goed op weg om het voetbal te verwoesten. Laat ons de vraag stellen waarom we in de eerste plaats van dit prachtige spelletje houden. Om onze vrije tijd op te offeren om elkaar en de scheidsrechter te beschimpen? Om spelers die toevallig niet onze huidskleur hebben te trakteren op oerwoedgeluiden? Om onze frustraties op een winkel- of autoruit te botvieren? Dat zijn – ik spreek voor mezelf en hopelijk ook het grootste deel van de andere voetbalfans – niet de redenen waarom we begeesterd zijn door de bal. De geur van versgemaaid gras, netten die trillen, een gans stadion dat door een beslissend doelpunt in de laatste minuut uit zijn dak gaat van vreugde. Daarvoor moeten we het doen. Geef Rinus Michels ongelijk, laat voetbal een feest zijn. Hoe clichématig dat ook klinkt.

Mensen met lef

Een van de voetballers uit onze competitie die de laatste weken het meest over de tongen is gegaan is Dennis Praet. Deze achttienjarige spelverdeler is dit seizoen de revelatie bij Anderlecht en bij uitbreiding de Jupiler Pro League. Sierlijke aanvallende middenvelder en bovendien een nuchter mens. Zo hebben we het graag.

Zijn talent kwam voor het eerst bovendrijven voor het grote publiek vorig seizoen in de twee bekerwedstrijden van Anderlecht. De Brusselaars zwalpten en verslikten zich uiteindelijk in derdeklasser Rupel Boom, maar Dennis Praet was telkens een lichtpunt met in totaal twee assists en een doelpunt. Dit seizoen volgde dan zijn echte doorbraak in het eerste elftal, samen met dat ander jeugdig talent Massimo Bruno. Terecht wordt daarbij met lof gezwaaid naar coach John van den Brom. Hij durfde het aan om spelers uit de Anderlechtste jeugdopleiding het vertrouwen te geven en ze tot basisspelers te laten uitgroeien.

Maar eigenlijk klopt een deel van de bovenstaande zin niet. Praet en Bruno zijn immers geen volwaardige producten van de jeugdacademie in Neerpede. De eerste maakte twee jaar geleden de overstap vanuit Genk. De tweede doorliep eerst de jeugdreeksen bij Mons en Charleroi (nadat hij weliswaar door een blessure bij Anderlecht was vertrokken).

Het is haast symbolisch voor de jeugdwerking bij de meeste Belgische topclubs. Doorstroming van echte talenten naar de A-kern blijft nog steeds een probleem. Een aangename uitzondering is Racing Genk, maar voor de rest is het armoe troef. Club Brugge, Anderlecht, Standard: haast bij elk team is het met een vergrootglas zoeken naar zelf opgeleide jeugdspelers. Nochtans hebben de afgelopen jaren ons geleerd dat er aan Belgisch voetbaltalent geen gebrek is.

Een eenduidige verklaring daarvoor zoeken is niet eenvoudig. Ten eerste is het in België makkelijker om buitenlandse spelers aan te trekken dan in de ons omringende landen. Bij ons is de drempel enkel een minimumcontract van 70.400 euro brutosalaris per jaar. In Nederland ligt dat bijna tien keer zo hoog. In Engeland moeten niet-EU-voetballers bovendien de laatste twee jaar driekwart van de interlands van hun nationale ploeg hebben gespeeld. Door die minder strenge voorwaarden zijn buitenlandse spelers goedkoper en ook meer gegeerd.

De UEFA en de FIFA probeerden deze problematiek te counteren door de zogenaamde home grown-regel: in elke selectie van achttien moeten er minstens acht spelers zitten die in het land van de club zijn opgeleid. Maar de Belgische teams hebben een achterpoortje gevonden. Ook buitenlandse voetballers onder de 21 jaar die al drie seizoenen voor de club spelen, vallen onder die regel.

Langs de andere kant is het voor een Belgische club moeilijker om een jeugdvoetballer te contracteren. Dat kan pas vanaf zijn zestien jaar. In het buitenland daarentegen kan dat al een jaar vroeger. Anderlecht verloor zo afgelopen jaar Charly Musonda Junior en Mathias Bossaerts aan respectievelijk Chelsea en Manchester City. Ploegen met een grote uitstraling en dus moeilijk om als speler aan hun lokroep te weerstaan. Maar het is niet altijd de meest verstandige keuze. De concurrentie is er heviger en de verwachtingen groter. En naar het buitenland vertrekken is sowieso niet altijd evident. Zeker voor een jonge kerel die zijn puisten nog niet ontgroeid is.

Dat er iets grondig mis is, is dus zonneklaar. Maatregelen dringen zich op op alle niveaus: strengere minimumcontracten voor buitenlandse spelers, het wegwerken van achterpoortjes in de wetgeving en een betere bescherming van de jeugdwerking. Maar wie er vooral nodig zijn, zijn mensen met lef. Clubs die voluit de kaart kiezen van Belgisch talent, de overheid en de bondsinstanties die er hen actief in steunen en spelers (en hun ouders) die niet al te vlug toegeven aan voorstellen van buitenlandse clubs. Zo zullen we al een heel eind opschieten.