“Als hij maar geen voetballer wordt, ze schoppen hem misschien half dood.” Boudewijn de Groot zingt het reeds decennia aan een stuk, maar zal vast niet bedoeld hebben dat er ook soms naast het veld serieuze trappen worden uitgedeeld. Neem nou vorige week. René van der Gijp – in een niet zo ver verleden een niet onaardig voetballer maar nu vallend onder de term televisiepersoonlijkheid (hoe betekenisloos dat ook mag klinken) – stak de lont in het kruitvat door te stellen in het Nederlandse programma Voetbal International dat voetbal geen sport voor homo’s is. “Als je een homo bent, dan ga je gewoon in een kapperszaak werken”, aldus Van der Gijp.
De opmerkelijke uitspraak – ongetwijfeld gebaseerd op jarenlang diepgaand wetenschappelijk onderzoek – zette de deur open naar nog meer fraais. Voormalig Servisch international Mateja Kezman deed er een schepje bovenop en liet weten dat homoseksualiteit een ziekte is die niet gepromoot moet worden. Zum Kotzen, Dat hij daarmee de eerdere quote van Van der Gijp dat voetbal de meest tolerante beroepsgroep ter wereld is, onderuit haalt maakt het enkel nog pijnlijker.
Als klap op de vuurpijl ten slotte moeide Johan Boskamp zich ook in de discussie. Hij gaf zijn collega en vriend René van der Gijp gelijk en zei eveneens dat hij tijdens zijn carrière nooit een homo in zijn ploeg had gehad. Noch als speler, noch als trainer. “Al mijn medespelers waren hartstikke gezond.”
De verontwaardiging na de verschillende uitspraken was groot. Zowel off- als online. Behoorlijk terecht trouwens, zeker in het geval van Kezman. Boskamp excuseerde zich intussen al, maar deed dat wel op een zeer ongelukkige manier. “Ik heb homoseksuele vrienden.” Dat is zoals een VB’er die zegt dat hij geen racist is, omdat zijn buurman een Marokkaan is.
De statements getuigen alle drie van een domheid die je in het jaar 2013 niet meer mogelijk acht. Boskamp, Kezman en Van der Gijp veroordelen op basis van hun functie als rolmodel is echter fout. Ze zijn namelijk geen rolmodel. Want laat ons wel wezen: Boskamp en Van der Gijp zijn twee analisten die vooral worden opgevoerd om de amusementswaarde van televisieprogramma’s op te krikken – “Altijd leuk zo’n duw van Bossie” en “Haha, wat zegt die Van der Gijp nu weer” – en Mateja Kezman werd altijd bestempeld als beloftevol voetballer, maar heeft op het hoogste niveau steeds gefaald. Op je 32ste stoppen met voetballen in Hong Kong, daar droomt een beginnende speler niet van.
Bitter weinig jonge voetballertjes zullen dus een poster van een van de drie heren op hun kamer hebben hangen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de uitspraken een ongekend laag niveau halen en beledigend kunnen overkomen, maar laten we de betrokkenen niet belangrijker maken dan ze in werkelijkheid zijn.
Laat ons in plaats daarvan optimistisch blijven. Er is immers ook een ander geluid. De storm van protest na de uitspraken is een positief teken. En verschillende instellingen in de voetbalwereld, zoals de Nederlandse voetbalbond met hun bewustmakingsactie ‘Homo? Boeit geen flikker’, zetten zich ook in om duidelijk te maken wat eigenlijk al lang duidelijk had moeten zijn: dat iedereen die wil voetballen, op welk niveau dan ook, daar de kans voor moet krijgen en zich welkom moet kunnen voelen, ongeacht de achtergrond. Niet iedereen is dus zoals Kezman en co. Gelukkig maar.