De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Categorie Archieven: Internationaal voetbal

The best has yet to come

De soldenperiode liep op zijn laatste benen, maar Everton heeft nog diep in de buidel moeten tasten om Romelu Lukaku de komende vijf seizoenen in Goodison Park te laten spelen. 35,4 miljoen euro werd er overgemaakt op de rekening van Chelsea, goed voor een verpulvering van het clubrecord van de Toffees, nota bene de 22 miljoen die nodig was om Marouane Fellaini in 2008 van Standard Luik naar Liverpool te laten verhuizen.

Dat Evertontrainer Roberto Martínez zowat het ganse transferbudget heeft gespendeerd aan de Belgische spits moet Lukaku vertrouwen geven. Nu al lijken zijn speelkansen gegarandeerd bij de Engelse subtopper. Een speler waarvoor zulk groot bedrag is neergeteld op de bank houden zou immers je reinste kapitaalsvernietiging zijn. En dat Everton die som op tafel heeft gelegd, is ook niet zo gek. Lukaku kan op basis van het afgelopen seizoen, waarin hij als huurling aan de blauwhemden uit Liverpool verbonden was, degelijke statistieken voorleggen. In 33 wedstrijden vond hij zestien keer de weg naar de netten, een stevige bijdrage in de vijfde plaats die de club behaalde in de Premier League.

Chelsea zal ook niet rouwig zijn om de transfer van de Rode Duivel. Met het aantrekken van Didier Drogba en Diego Costa had coach José Mourinho een niet mis te verstane boodschap gegeven aan Lukaku. Zijn speelkansen zouden dit seizoen tot het minimum beperkt worden als hij op Stamford Bridge zou blijven. Bovendien doet het team uit Londen financieel gezien een gouden zaak. Drie jaar geleden betaalde het achttien miljoen euro aan Anderlecht om nu van Everton ongeveer het dubbele te ontvangen. Niet slecht voor een speler die slechts een vijftiental keer in actie kwam voor Chelsea.

In deze zaak zijn er dus op het eerste zicht enkel maar winnaars. Lukaku moet echter waakzaam blijven. Dit seizoen zal hij ongetwijfeld de kans krijgen te schitteren en niets wijst erop dat hij die mogelijkheid niet zal grijpen, maar de aanvaller moet tegelijkertijd ook beseffen dat zijn definitieve verhuis naar Liverpool voor zijn carrière een stap achteruit betekent. Everton treedt dit seizoen aan in de Europa League, Chelsea daarentegen in de Champions League, een perfecte schets van de waardeverhoudingen tussen beide teams.

Lukaku mag dus niet op zijn lauweren rusten en zal de lat hoger moeten leggen. Zeker als hij een basisstek wil veroveren in de nationale ploeg. Wanneer de revaliderende Christian Benteke opnieuw zijn beste niveau haalt en met Divock Origi die volgend seizoen na een extra jaar bij Lille naar Liverpool FC verkast belooft de concurrentie alvast zwaar te worden.

De Evertonaanvaller moet evenwel in staat zijn om progressie te boeken. Desondanks hij al een hele tijd meedraait is hij nog steeds slechts 21 jaar. Net niet meer selecteerbaar voor de nationale beloftenploeg, maar wel nog een ganse carrière voor zich. “The best has yet to come”, zou Joost Zweegers van Novastar zingen.

Wie weet ligt dat beste wel opnieuw in Chelsea. Zelfs in tijden van financiële fair play-regels is geld geen bezwaar voor clubeigenaar Roman Abramovitsj. Dat bewees hij toen hij in januari middenvelder Nemanja Matić terughaalde, ongeveer voor het dertienvoudige van het bedrag dat hij destijds had gespendeerd om de Servische international los te weken van diens Slovaakse ploeg MFK Košice. Lukaku mag dan wel langs de achterdeur zijn vertrokken naar Everton, in een post-Mourinhotijdperk valt een terugkeer langs de grote poort niet uit te sluiten.

 

Perpetuum mobile

Met de WK-finale Duitsland-Argentinië hebben we eindelijk een punt kunnen zetten achter het voetbalseizoen 2013-2014. Al is een einde natuurlijk relatief in de week waarin Zulte Waregem als eerste Belgisch club de nieuwe jaargang aftrapt in de voorrondes van de Europa League, voorrondes die trouwens al sinds 1 juli aan de gang zijn.

Het perpetuum mobile dat het moderne voetbal is geworden is ongetwijfeld nefast voor de fysieke paraatheid van de voetballers, maar het spelniveau heeft er op het WK in ieder geval niet onder geleden. De afgelopen maand hebben we mooi voetbal geserveerd gekregen. Veel doelpunten, af en toe een verrassende wending – wie vooraf Costa Rica de kwartfinales zag bereiken zou bij de bookmakers een gouden zaak hebben kunnen doen – en een stevige dosis spankracht. Ideaal voor de lange zomeravonden in juni en juli.

Aan de eindzege van de Duitsers valt weinig af te dingen. In de finale had de Mannschaft niet veel overschot – wat ook de verdienste was van een stevig Argentijns blok – maar op basis van een gans tornooi presteerde Duitsland van alle ploegen het meest constant. Al van in de groepsfase stonden Neuer en co er, daarbij steeds beredeneerd voetbal koppelend aan frivole combinaties. En als we binnen twintig jaar op dit WK terugblikken, zullen ze de hoofdrolspelers zijn van de eerste wedstrijd die we ons voor de geest kunnen halen: de halve finale Brazilië-Duitsland. Met 1-7 de grootste nederlaag ooit voor de Seleção en bovendien het eerste verlies voor de Brazilianen in eigen huis in een match met inzet sinds 1975. Niet dat het de vierde wereldtitel voor de Duitsers rechtvaardigt, maar het geeft het wel extra glans.

De triomf van de spelers van Joachim Löw komt niet uit de lucht vallen. De alom geprezen drastische vernieuwingsoperatie na het faliekant afgelopen Euro 2000 waarbij het Duitse voetbal nagenoeg van nul opnieuw werd opgebouwd, werpt duidelijk zijn vruchten af. Onder meer de oprichting van onafhankelijke voetbalacademies, strengere regels voor de clubs wat betreft jeugdopleiding en een grotere focus op tactiek en techniek hebben de Mannschaft gebracht waar het vandaag staat: aan de top van het wereldvoetbal. Sinds 2006 bereikten onze oosterburen op elk WK en EK minstens de halve finale.

Niets wijst erop dat het Duitse succes de komende jaren zal afnemen. Net zoals de voetbalkalender geen seizoenen meer kent, denkt de viervoudige wereldkampioen niet in cycli. Bondscoach Löw dient zijn groep constant een shot verjonging toe. Ook voor het afgelopen tornooi selecteerde hij enkele talenten zoals Erik Durm en Matthias Ginter. Een goede jeugdopleiding is immers zinloos indien er geen trainer opstaat die die jongeren kansen geeft. Marc Wilmots heeft dat met de WK-tickets voor Divock Origi en Adnan Januzaj duidelijk ook beseft. Dat Wilmots dus die ingeslagen weg maar verder blijft bewandelen.

Tweede zit

Europa kreunt onder de Zuid-Amerikaanse WK-zon. Het continent dat de bakermat vormt van het voetbal heeft met Kroatië, Spanje, Italië, Engeland en Bosnië-Herzegovina al vijf teams zien terugkeren na de eerste ronde van het WK en daar blijft het waarschijnlijk niet bij. Portugal en Rusland balanceren op de rand van de uitschakeling en zelfs Duitsland kan – mits een grote dosis pech weliswaar- vanavond nog huiswaarts gestuurd worden.

Vooral de eliminatie van Spanje, Italië en Engeland doet de wenkbrauwen fronsen. Samengeteld zijn de grootmachten, die de sterkste competities ter wereld herbergen goed voor vier Europese titels en zes WK-eindoverwinningen. Opmerkelijk dus, maar de uitschakeling van de drie landen was niet onverdiend. In de groepsfase scoorden ze samen 7/27, een flinke tweede zit.

Of het om een structureel probleem gaat, valt moeilijk aan te tonen – een WK is immers een momentopname dat slechts om de vier jaar wordt georganiseerd – maar de bestuurskamers in Londen, Rome en Madrid maken maar beter werk van de toekomst. Natuurlijk speelt de toenemende concurrentie veroorzaakt door de mondialisering van de sport ook een rol, maar feit blijft dat Engeland al jaren ter plaatse lijkt te trappelen op internationaal niveau en dat vooral Italië en Spanje over een selectie beschikken, waarvan de sleutelspelers veteranen zijn van vele oorlogen. Te veel oorlogen misschien. Buffon, Pirlo, Xavi en Torres zijn monumenten, maar met oog op de volgende EK en WK’s moet er niet meer op hen gerekend worden.

In het geval van Spanje lijkt die wissel van de wacht geen probleem. De jeugdploegen van La Furia Roja grossieren in Europese titels zoals andere stervelingen postzegels verzamelen en op wereldkampioenschappen praat de Spaanse jeugd ook vaak een hartig woordje mee. Maar bij Engeland en Italië liggen de kaarten anders. De spelers van wereldniveau zijn bij de Azzurri en de Three Lions op één hand te tellen en van een echte doorstroming leek de afgelopen jaren alvast geen sprake.

Dat het groot aantal buitenlanders in de competities de verjonging van de nationale ploegen niet bepaald bevordert klopt, maar op dat fenomeen moeten we ons niet blindstaren. Ook al is de 6+5-regel van de FIFA die meer kansen aan eigen jeugdspelers wilde geven een stille dood gestorven wegens in strijd met de Europese wetgeving, niets belet de nationale bonden om echt werk te maken van een doordacht jeugdbeleid.

Engeland en Italië kunnen een voorbeeld nemen aan hun Duitse collega’s die na hun pijnlijke exit met één schamel punt op Euro 2000 een paleisrevolutie doorvoerden. Onder meer strengere regels voor de clubs, onafhankelijke voetbalacademies en een grotere focus op tactische en technische training hebben ervoor gezorgd dat onze oosterburen het laatste decennium hun plaats aan de top opnieuw hebben ingenomen. De WK-gebuisden weten dus wat hen te doen staat. Al komt dat misschien nog te vroeg, het EK van 2016 in Frankrijk piept als eerste herexamen reeds om de hoek.

Alleen maar winnaars

Afgelopen weekend werd Kevin De Bruyne voorgesteld als de nieuwe aanwinst van het Duitse VFL Wolfsburg. Dit seizoen is de geboren Oost-Vlaming dus aan zijn tweede club toe, nadat hij bij Chelsea onder José Mourinho niet aan de bak kwam. “Een kleine nederlaag”, zoals Kevin De Bruyne het zelf omschreef. Het is echter zeker geen schande. Meer nog: in dit verhaal zijn er alleen maar winnaars.

In de eerste plaats Kevin De Bruyne zelf. Desondanks dat de verhuis van wereldstad Londen naar het provinciale Wolfsburg dat leeft bij de gratie van een autofabrikant – het merk in kwestie vermelden we niet, gratis reclame maken we immers niet op deze blog – een grote stap achteruit is, komt hij op sportief vlak bij de lokale voetbalclub in een meer dan degelijke omgeving terecht. Dat de Duitse competitie behoort tot de sterkste van de wereld, bewezen Bayern München en Borussia Dortmund vorig jaar door allebei door te stoten naar de finale van de Champions League. En in die Bundesliga bekleden de Wolven momenteel de vijfde plaats, op slechts twee punten van een plek die recht geeft op deelname aan het kampioenenbal volgend seizoen.

Bovendien pleit het ook in het voordeel van De Bruyne dat Wolfsburg de Rode Duivel maar al te graag wilde inlijven. Anders spendeer je geen 22 miljoen euro, een clubrecord trouwens. De speelkansen lijken dus verzekerd, aangezien geen enkele club een speler met zo’n stevig prijskaartje rond zijn nek zonder een goede reden op de bank of in de tribune laat verkommeren. Een ijzeren wet in het hedendaagse topvoetbal, maar ook wat ironisch. Een van de redenen waarom het bij Chelsea niet lukte, was immers omdat clubeigenaar Roman Abramovitsj voor de concurrenten op de positie van het product van de Genkse jeugdopleiding dieper in de buidel had moeten tasten.

Dat De Bruyne meer aan spelen toe zal komen, is belangrijk voor zijn eigen ontwikkeling. Meer dan wie ook is hij een voetballer die beter wordt naarmate hij meer matchritme in de benen heeft. Voor zijn plek in de nationale ploeg is het evenwel ook een goede zaak. De Bruyne had dankzij zijn uitstekende prestaties in de kwalificatiecampagne voor het WK veel krediet opgebouwd bij bondscoach Marc Wilmots, maar op de vleugels is er bij de Rode Duivels behoorlijk wat concurrentie. Bij een clubteam wegkwijnen, zou dus zeker zijn interlandcarrière hebben kunnen schaden. Omgekeerd is de transfer van de achttienvoudige international echter ook positief voor Wilmots en de nationale ploeg. Met zijn overzicht, actieradius en uitstekende passing, is een fitte De Bruyne op het WK altijd een versterking.

Chelsea zal van die kwaliteiten niet meer kunnen profiteren. Maar of iemand in de Londense bestuurskamer daar rouwig om zal zijn, is zeer twijfelachtig. José Mourinho gunde De Bruyne in de voorbereiding en in het begin van het seizoen wel enkele kansen, maar het is duidelijk dat de Portugees niet in de aanvallende middenvelder geloofde. En met de transfersom die Wolfsburg betaalde, hebben The Blues reeds een vervanger aangetrokken: Nemanja Matic, die 25 miljoen euro heeft gekost.

Dezelfde Matic die voor een schamele 1,82 miljoen in 2009 al eens op Stamford Bridge neerstreek, maar twee jaar later opnieuw mocht beschikken en betrokken werd in de ruil met David Luiz van Benfica. Chelsea komt versterkt uit het verhaal De Bruyne, maar 23 miljoen euro meer betalen voor een speler dan de oorspronkelijke transferprijs toont het soms absurde karakter van het moderne voetbal aan. Een extra reden waarom De Bruyne beter af is in het rationelere Duitsland.

De anti-Gascoigne

We hebben er even op moeten wachten, maar hij is eindelijk terug: Vincent Kompany. Na twee maanden blessureleed – waarin hij ook de cruciale WK-kwalificatiewedstrijden van de Rode Duivels aan zijn neus zag voorbijgaan – leidde hij afgelopen zondag als vanouds zijn collega’s bij Manchester City.

En of hij leidde. Zijn wederoptreden op bezoek bij West Bromwich Albion en Southampton was nog wat aarzelend, maar in het vertrouwde Etihadstadion was hij opnieuw King Kompany. Constant zijn ploegmaats aanvurend, defensief meer dan degelijk en aanvallend ook waardevol. Seizoensrevelatie Arsenal kon er geen antwoord op bieden en werd met een droge 6-3 terug naar Noord-Londen gestuurd. Game, set, match heet dat dan zoiets, die tennisscore indachtig.

In tijden waarin er haast bij elke topclub minstens één Belgische speler op de loonlijst staat, lijkt het evident dat er af en toe in het BBC-programma Match of the Day een landgenoot geprezen wordt, maar dat is het niet. Het is nog niet zo gek lang geleden dat we met een vergrootglas moesten speuren naar een Belg in de Premier League. Kompany was samen met Marouane Fellaini de eerste van deze generatie Rode Duivels die het Kanaal overstak. In 2008 was dat, vijf seizoenen  geleden dus.

In die periode zijn er drie managers bij de Citizens de revue gepasseerd en was het een komen en gaan van spelers. Kompany echter bleef gewoon steeds als een rots in de branding, niettegenstaande clubeigenaar Sheikh Mansour uit de Verenigde Arabische Emiraten bij de rijkste mensen van deze planeet wordt gerekend en hij met één vingerknip zich een andere verdediger zou kunnen aanschaffen.

Dat de speler die zijn opleiding genoot bij Anderlecht sinds zijn komst in Manchester bijna altijd op een plek in de basiself kon rekenen, is evenwel niet zo gek. Het talent dat hem als jeugdspeler werd toegedicht kwam door blessureperikelen en privéproblemen bij zijn vorige werkgever Hamburg nooit helemaal aan de oppervlakte, maar bij Manchester City is Kompany sportief helemaal opengebloeid. Hij bezit de zeldzame gave dat hij kracht aan techniek koppelt. Als verdediger kan hij bikkelhard uithalen, maar eens hij de bal veroverd heeft, voegt hij ook wat extra’s toe. Daarom kunnen we het enkel maar toejuichen dat zijn nieuwe coach Manuel Pellegrini in tegenstelling tot zijn voorganger Roberto Mancini de Brusselaar meer offensieve vrijheid geeft.

Omwille van zijn prestaties en houding tijdens de wedstrijden is het dus niet verwonderlijk dat Vincent Kompany in het Etihadstadion tot de publiekslieveling nummer één is uitgegroeid. Ook omdat hij zoveel meer is dan een voetballer. De aanvoerder – zowel bij zijn clubteam als bij de nationale ploeg – bezit in het voetbalwereldje de uitzonderlijke eigenschap dat hij over een mening beschikt. Een mening over zijn sport, maar ook over de samenleving en hoe die in elkaar zou moeten zitten. En hij schrikt er bovendien niet van terug om die opinies kenbaar te maken en in daden om te zetten. Sinds dit seizoen is hij de drijvende kracht achter BX Brussels – de voetbalclub uit onze hoofdstad die ook een sociaal project wilt zijn – en eerder was hij ook reeds ambassadeur van SOS Kinderdorpen. Geen idee of er een marketingcampagne achter schuilgaat, maar als dat zo is, is het een verduiveld goede.

Want Kompany lijkt haast de perfectie te benaderen. Hij is de anti-Gascoigne. Nooit hoor je verhalen over hem over wilde nachtelijke uitstapjes, vrouwen of drank. Het meest bezwarende dat hem kan aangewreven worden is dat hij bij de Rode Duivels niet de meest punctuele speler is. Niet bepaald spectaculair. Spektakel bewaart hij echter voor op het veld. Zoals het een echte koning betaamt.

 

 

Een versnelling of twee hoger

Eén Champions League-wedstrijd een beperkt deel van het stadion afsluiten. Die straf heeft de Russische club CSKA Moskou toebedeeld gekregen van de disciplinaire raad van de UEFA voor het racistisch gedrag van zijn fans in de thuiswedstrijd van het kampioenenbal vorige week tegen Manchester City. Voor degenen die het gemist zouden hebben: de fans hadden het vooral gemunt op de Ivoriaanse middenvelder Yaya Touré die op oerwoudgeluiden werd getrakteerd.

Al is de term ‘fans’ natuurlijk relatief. Geen idee of er al wetenschappelijk onderzoek over is uitgevoerd, maar de kans dat je met dergelijk gedrag je club sportief een duwtje in de rug geeft, lijkt ons kleiner dan de mogelijkheid dat Emile Mpenza een plaatsje in de WK-kern van de Rode Duivels bemachtigt.

Wat ook relatief is, is hetgeen de UEFA verstaat onder de definitie van ‘straf’. Eén wedstrijd een klein deel van het stadion afsluiten is een van de lichtste maatregelen die genomen kunnen worden. Evengoed had de wedstrijd definitief gestaakt kunnen worden, had CSKA een geldboete moeten betalen of had het ganse stadion voor een langere periode gesloten kunnen worden. Als Greenpeace protesteert tegen de politiek op de Noordpool van energiereus en een van hoofdsponsoren van de UEFA Gazprom wordt de club waar de actie plaats vond veel strenger bestraft. De wereld op zijn kop.

De UEFA heeft bij deze een unieke kans gemist om een duidelijk signaal te geven dat voetbal niet rijmt op racisme en discriminatie. Opnieuw een kans, want het voorval bij CSKA Moskou is geen alleenstaand incident. Deze week nog zwaaiden fans van stadsgenoot Spartak tijdens rellen in de bekerwedstrijd tegen Shinnik Yaroslavl met nazi-vlaggen. En dit probleem is heus niet een uitsluitend Russische aangelegenheid. Dat zou de realiteit te rooskleurig voorstellen. Wie even rond googelt, kan al gauw een uit de kluiten gewassen lijst opstellen.

UEFA-bondsvoorzitter Michel Platini en co moeten dus dringend een versnelling of twee hoger schakelen in de strijd tegen racisme. Dat ze het probleem reeds op de agenda plaatsten is lovenswaardig. Maar vooralsnog blijft het steken in de modder van de vrijblijvendheid. Promospots op televisie voor, tijdens en na wedstrijden en stoere taal wat betreft de bestraffing vormen een eerste voorzet, maar zolang die bal niet binnengekopt wordt, kan je het pleit nooit winnen.

Meer nog: als er geen harde maatregelen genomen worden, dreigt de strijd tegen racisme verloren te worden. Negeren maakt het gezwel immers sterker en houdt het in stand. Heren van de UEFA en bij uitbreiding ook andere sportbonden: tref de clubs en de zogenaamde supporters die zich bezondigen aan racisme en discriminatie waar het pijn doet: zware financiële boetes, stadionverboden, puntenaftrek, enzovoort. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

Talent, geduld en werkijver

José Mourinho die afgelopen week geïrriteerd wegliep op een persconferentie, nadat hij bestookt werd met vragen over de niet-selectie van Kevin De Bruyne voor de Champions League-wedstrijd tegen Steaua Boekarest. Dat we dit nog mochten mee maken. Een optimist zou het nog maar eens als bewijsmateriaal aanreiken dat de Belgen in de Engelse Premier League hot zijn.

Wat De Bruyne er zelf over denkt, weten we niet, maar dat hij op dit moment niet bepaald overloopt van geluk en vreugde lijkt vrij aannemelijk. Zijn statistieken van de afgelopen weken ogen immers verre van indrukwekkend. Zijn laatste basisplaats in een competitiewedstrijd dateert reeds van 26 augustus. Sindsdien gunde Mourinho de geboren Gentenaar in de Premier League alleen in de wedstrijd tegen Fulham een schamele vijf minuten.

Dat De Bruyne op dit moment weinig speelkansen toebedeeld krijgt is opmerkelijk voor een speler die vorig seizoen op uitleenbasis Werder Bremen haast in zijn eentje hielp overleven in de Bundesliga en die bij de Rode Duivels op korte tijd – De Bruyne heeft slechts vijftien interlands op de teller staan – is uitgegroeid tot een van de sterkhouders. Mourinho gek verklaren is echter een brug te ver. Meer nog: The Special One valt wat betreft zijn selectiepolitiek weinig te verwijten.

In de eerste wedstrijd van het seizoen tegen Hull City acteerde De Bruyne nog op een hoog niveau, maar tegen Manchester United  – de voorlopig laatste basisplek in de competitie voor de Rode Duivel – was zijn prestatie veel bleker, al speelden de overige Blues eveneens niet bijster goed. Dat excuus kon hij niet gebruiken voor zijn optreden in de bekerwedstrijd tegen derdeklasser Swindon Town. Een gouden kans om zichzelf te bewijzen miste hij toen helemaal.

Dan is het logisch dat je naast de basiself kan vallen. Zeker in een club waar de concurrentie vooraan op de vleugel moordend is. Oscar, Mata, Hazard, Schürrle en Willian zijn stuk voor stuk toppers. Toppers waarvoor Chelsea om hen aan te trekken meer geld heeft moeten uitgeven dan bij De Bruyne. Op dat vlak heeft de Belg brute pech. Duurdere spelers hebben nu eenmaal een streepje voor. Kapitaalsvernietiging moet immers vermeden worden. Ook al is de eigenaar een steenrijke oligarch.

De voormalige Genkspeler beleeft een mindere periode in de Britse hoofdstad, maar wanhopen is nergens voor nodig. Niemand twijfelt aan het talent van De Bruyne, zelfs José Mourinho niet. Wel moet The Kid realistisch blijven. De stap van een Duitse staartploeg naar een Engelse topclub is groot en vergt een aanpassingsperiode.

Een uitleenbeurt na de wintermercato zou zeker geen verkeerde keuze zijn – potentiële kandidaten staan nu reeds in de rij – maar dat verandert op lange termijn weinig aan de situatie van De Bruyne. De concurrentie zal niet gauw verdwijnen bij Chelsea en is ook bij andere grote clubs aanwezig. Hij zal keihard moeten blijven werken indien hij een stek in het elftal van Mourinho wil veroveren. Een gegeven dat nieuw is voor de speler die bij zijn vorige clubs KRC Genk en Werder Bremen een onbetwiste basisspeler was en zich al eens een mindere prestatie kon permitteren. Met het talent aanwezig heeft hij echter alle kansen op een succesvol verblijf op Stamford Bridge in handen. Op voorwaarde natuurlijk dat De Bruyne dat talent nog aanvult met geduld en werkijver. Dan staan hem nog mooie tijden te wachten.

Het Spaanse woord voor ethiek

Geld en voetbal, het is niet de beste combinatie. Dat bewees de transfersoap rond Gareth Bale. Voor wie de afgelopen jaren onder een steen heeft geleefd: Gareth Bale is een voetballer, een hele goede zelfs. Als zestienjarige debuteerde de Welshman bij Southampton in de Engelse tweede klasse en al snel verhuisde hij naar het hoogste niveau bij Tottenham Hotspur. Mede door blessures werd die verhuis in eerste instantie geen succes. Niets kon toen voorspellen hoe de situatie vandaag zou zijn: Bale werd gisteren in Santiago Bernabéu voorgesteld als de nieuwste aanwinst van Real Madrid.

De cijfers die in het contract staan, zijn duizelingwekkend. De verhuis van Bale naar de Spaanse hoofdstad wordt vergoed door Los Blancos met een bedrag van 99 miljoen euro (sommige bronnen spreken zelfs van 101 miljoen), wat meteen geboekt kan worden als de duurste transfer in de voetbalgeschiedenis. Ter vergelijking: dat cijfer is meer dan het dubbele van het totale budget van Anderlecht.

En persoonlijk vaart Bale er ook wel bij: het jaarloon van de linksbuiten zal ongeveer 10 miljoen euro bedragen. Zelfs CEO van BPost Johnny Thijs zou bij dat bedrag even moeten slikken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de commotie die de afgelopen dagen is ontstaan over de astronomische geldsommen groot is. Het gevaar te vervallen in populisme loert om de hoek, maar de critici die zich hebben laten horen hebben wel degelijk een punt. Spanje kreunt onder de economische crisis. Zes miljoen inwoners zijn werkloos en de overheidsschuld is gestegen tot 943,7 miljard euro. Supporters kunnen dus nog maar amper een kaartje kopen, terwijl Bale op zes seizoenen tijd 60 miljoen euro komt scheppen. Paradoxaler kan haast niet.

Helemaal onbegrijpelijk wordt het wanneer men kijkt naar de financiële stand van zaken in het Spaanse voetbal. De Primera División is de laatste tijd heel wat van zijn pluimen aan het verliezen. Met uitzondering van enkele clubs zoals Real Madrid, Barcelona en Sevilla is het zeer moeilijk geworden voor menig Spaanse eersteklasser om het hoofd boven water te houden. Het feit dat zelfs Belgische ploegen zich meer en meer op de transfermarkt van het schiereiland richten is wat dat betreft tekenend.

En zelfs voor de teams die in staat zijn om hun spelers te betalen is de financiële toestand allesbehalve rooskleurig. Twee jaar geleden werd de schuldenberg van Real Madrid nog geschat op 588 miljoen euro, steeds opgevangen door leningen van banken die op hun beurt gered moesten worden door Europees geld. Zou er een Spaans woord voor ethiek bestaan?

De Financial Fair Play-regels die de UEFA vanaf volgend seizoen zal invoeren zullen een antwoord op deze problematiek proberen te formuleren – een club mag dan niet meer geld uitgeven dan het bedrag dat er dat seizoen in de clubkas binnen vloeide – maar op basis van de transfer van Bale is het nu al duidelijk dat het reglement voor een groot stuk zijn doel voorbij schiet.

Want wat de koepel van Europese voetbalbonden verstaat onder ‘inkomsten’, is zeer ruim opgevat. Naast de louter sportieve opbrengsten (vb: verkoop van spelers) kunnen clubs ook sponsorgelden en tv-inkomsten meerekenen. Op die manier overtreedt Real geen enkele UEFA-regel. De komst van Bale is immers ook op marketingvlak een gouden zet voor de club: de verkoop van truitjes zal exploderen, vele bedrijven zullen hun naam aan de Welshman willen verbinden, enzoverder. Dat het neerkomt op competitievervalsing en het de geloofwaardigheid van het Europese voetbal zwaar ondergraaft, het zal de Koninklijke worst wezen.

Een ander geluid

“Als hij maar geen voetballer wordt, ze schoppen hem misschien half dood.” Boudewijn de Groot zingt het reeds decennia aan een stuk, maar zal vast niet bedoeld hebben dat er ook soms naast het veld serieuze trappen worden uitgedeeld. Neem nou vorige week. René van der Gijp – in een niet zo ver verleden een niet onaardig voetballer maar nu vallend onder de term televisiepersoonlijkheid (hoe betekenisloos dat ook mag klinken) – stak de lont in het kruitvat door te stellen in het Nederlandse programma Voetbal International dat voetbal geen sport voor homo’s is. “Als je een homo bent, dan ga je gewoon in een kapperszaak werken”, aldus Van der Gijp.

De opmerkelijke uitspraak – ongetwijfeld gebaseerd op jarenlang diepgaand wetenschappelijk onderzoek – zette de deur open naar nog meer fraais. Voormalig Servisch international Mateja Kezman deed er een schepje bovenop en liet weten dat homoseksualiteit een ziekte is die niet gepromoot moet worden. Zum Kotzen, Dat hij daarmee de eerdere quote van Van der Gijp dat voetbal de meest tolerante beroepsgroep ter wereld is, onderuit haalt maakt het enkel nog pijnlijker.

Als klap op de vuurpijl ten slotte moeide Johan Boskamp zich ook in de discussie. Hij gaf zijn collega en vriend René van der Gijp gelijk en zei eveneens dat hij tijdens zijn carrière nooit een homo in zijn ploeg had gehad. Noch als speler, noch als trainer. “Al mijn medespelers waren hartstikke gezond.”

De verontwaardiging na de verschillende uitspraken was groot. Zowel off- als online. Behoorlijk terecht trouwens, zeker in het geval van Kezman. Boskamp excuseerde zich intussen al, maar deed dat wel op een zeer ongelukkige manier. “Ik heb homoseksuele vrienden.” Dat is zoals een VB’er die zegt dat hij geen racist is, omdat zijn buurman een Marokkaan is.

De statements getuigen alle drie van een domheid die je in het jaar 2013 niet meer mogelijk acht. Boskamp, Kezman en Van der Gijp veroordelen op basis van hun functie als rolmodel is echter fout. Ze zijn namelijk geen rolmodel. Want laat ons wel wezen: Boskamp en Van der Gijp zijn twee analisten die vooral worden opgevoerd om de amusementswaarde van televisieprogramma’s op te krikken – “Altijd leuk zo’n duw van Bossie” en “Haha, wat zegt die Van der Gijp nu weer” – en Mateja Kezman werd altijd bestempeld als beloftevol voetballer, maar heeft op het hoogste niveau steeds gefaald. Op je 32ste stoppen met voetballen in Hong Kong, daar droomt een beginnende speler niet van.

Bitter weinig jonge voetballertjes zullen dus een poster van een van de drie heren op hun kamer hebben hangen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de uitspraken een ongekend laag niveau halen en beledigend kunnen overkomen, maar laten we de betrokkenen niet belangrijker maken dan ze in werkelijkheid zijn.

Laat ons in plaats daarvan optimistisch blijven. Er is immers ook een ander geluid. De storm van protest na de uitspraken is een positief teken. En verschillende instellingen in de voetbalwereld, zoals de Nederlandse voetbalbond met hun bewustmakingsactie ‘Homo? Boeit geen flikker’, zetten zich ook in om duidelijk te maken wat eigenlijk al lang duidelijk had moeten zijn: dat iedereen die wil voetballen, op welk niveau dan ook, daar de kans voor moet krijgen en zich welkom moet kunnen voelen, ongeacht de achtergrond. Niet iedereen is dus zoals Kezman en co. Gelukkig maar.

 

Neymar en de Confederations Cup

Het voetbalseizoen 2012-2013 zit er na de finale van de Confederations Cup afgelopen weekend op. Al is een einde natuurlijk zeer relatief, rekening houdend met het feit dat alle Belgische eersteklassers reeds volop in de voorbereiding op de nieuwe competitie zitten. Het voetbal is een kind van de moderne samenleving: 24 uur op 24, zeven dagen op zeven. Een rijk waar de zon nooit onder gaat.

De finale van de Confederations Cup tussen Brazilië en Spanje kon weliswaar nooit beklijven, maar was toch een aardige meevaller voor wie besloten had laat op te blijven. De factor Neymar had daar voor een groot deel mee te maken. Hij bewees nog maar eens de ster van het tornooi te zijn. Met weeral een doelpunt had hij een groot aandeel in de zege en de vierde eindoverwinning in de geschiedenis van de competitie tussen de kampioenen van de verschillende continenten, de wereldkampioen en het gastland dat volgend jaar het WK organiseert. Bovendien was het net zoals zijn overige drie treffers een pareltje. Neymar bezit de zeldzame gave om schoonheid aan efficiëntie te koppelen. Een Picasso die even goed muren kan witten.

Spelers als Neymar zijn ook broodnodig voor het voetbal in het algemeen. Altijd dat tikkeltje controverse opzoeken, een paar straffe uitspraken in de media en af en toe een rode kaart. Zo werd hij twee jaar geleden eens uitgesloten, omdat hij tijdens de wedstrijd een doelpunt vierde met op zijn gezicht een masker van zichzelf. Een beetje bad boy gehalte is het peper en zout van de sport.

In dat opzicht zijn er sterke gelijkenissen met het Italiaanse enfant terrible Mario Balotelli. Alleen wisselt die laatste te vaak briljante ingevingen af met momenten waarop je evengoed naar het testbeeld van je televisie kan zappen. Neymar compenseert daarentegen zijn uitschuivers steeds met een karrenvracht aan doelpunten. In 103 wedstrijden bij het Braziliaanse Santos vond hij 54 keer de weg naar de netten. Bij de nationale ploeg zit hij na 39 selecties aan 24 treffers.

Maar hoe zeer hij de Confederations Cup naar zijn hand zette, het kon niet verbergen dat de Seleção allesbehalve indruk maakte op de officieuze generale repetitie voor het WK van volgend jaar. De huidige generatie valt in het niets uit wanneer er vergeleken wordt met het tijdperk van Rivaldo en Ronaldo en al helemaal wanneer dezelfde oefening wordt gemaakt met de ploegen van Bebeto en Romario of Pelé en Garrincha.

De winst van het tornooi kunnen we zeker als verdiend bestempelen, maar moet ook gerelativeerd worden. De tegenstand – Spanje voorop – liet vooral blijken dat dit tornooi de hindernis te veel was in het lange seizoen. Net zoals op de vorige editie in Zuid-Afrika trouwens, waar La Furia Roja zich knullig in de halve finale liet uitschakelen door de Verenigde Staten, maar respectievelijk één en drie jaar later de puntjes op de i zette door de WK- en EK-titel in de wacht te slepen.

Bovendien mogen we ons op de prestaties van Brazilië op de Confederations Cup niet blind staren. Dat de selectie van Scolari de voorbije jaren door een reeks van slechte resultaten in oefeninterlands is weggezakt naar de 22ste plek op de FIFA-ranking, een historisch dieptepunt, mag zeker niet vergeten worden. Neen, dit Brazilië is dus zeker niet de topfavoriet om volgend jaar in eigen land voor een zesde WK-eindzege te strijden.

Wel zullen we ondertussen benieuwd zijn of Neymar zijn stempel zal kunnen drukken bij zijn nieuwe ploeg Barcelona. En of er uiteindelijk zal geluisterd worden naar de stem van de duizenden Brazilianen die terecht het parasiterend gedrag van de FIFA en de exorbitante bedragen die de overheid aan het WK spendeert aanklagen. Nog meer dan Neymar, waren de demonstranten het gegeven dat we zullen onthouden van deze Confederations Cup.