De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Tag archief: Barcelona

Het circus voetbal

En toen waren ze nog maar met … . Het is een zinnetje dat je de afgelopen tijd veel kan gebruiken wanneer het over de verdedigers bij de Rode Duivels gaat. Na Vincent Kompany en Björn Engels zagen immers maandag ook Nicolas Lombaerts en Dedryck Boyata het EK aan zich voorbijgaan omwille van blessures. In het geval van Boyata is dat voor de ambities van de Rode Duivels geen ramp. De speler van Celtic Glasgow telde nog maar twee caps en leek in normale omstandigheden de grootste kanshebber te zijn om als 24ste lid van de selectie thuis te moeten blijven.

Wat Lombaerts betreft liggen de kaarten anders. Met zijn onbeschikbaarheid verdwijnt er opnieuw heel wat ervaring achteraan bij de nationale ploeg. 39 keer kwam de West-Vlaming tussen de lijnen voor de Duivels. Tel daar nog eens de 72 caps van Vincent Kompany bij en de 85 van Daniel Van Buyten die vlak na het WK in Brazilië afzwaaide en je krijgt een indrukwekkend aantal. Nu blijven nog alleen Toby Alderweireld en Jan Vertonghen over als routiniers. Laurent Ciman en Thomas Vermaelen hebben allebei ook reeds een mooie carrière uitgebouwd, maar kwamen de laatste tijd te weinig in actie bij de nationale ploeg om te verwachten dat ze de kar zullen trekken. Vermaelen zag bovendien dit seizoen te vaak de bank en de tribune bij zijn club Barcelona.

Als Marc Wilmots zich dus over één compartiment zorgen moet maken is het de defensie wel. In de twee afgelopen kwalificatiecampagnes blonk de ploeg telkens uit door zeer weinig doelpunten te slikken – voor het WK in Brazilië twee jaar geleden slechts vier tegendoelpunten en tijden de campagne voor EURO 2016 eentje meer – maar nu staat dat allemaal wat op losse schroeven. Automatismen bij nationale ploegen vormen sowieso reeds een heikel thema, aangezien de teams slechts enkele wedstrijden per jaar spelen en amper kunnen trainen, maar twee weken voor het start van het EK moet de bondscoach en de rest van de technische staf een haast volledige onuitgegeven defensie bij elkaar timmeren. Alleen al daarom wordt de wedstrijd straks tegen Finland zeer interessant.

Wilmots kan zich echter enigszins optrekken aan het feit dat een groot deel van zijn collega-bondscoaches omwille van blessures ook lang niet met hun sterkste elftal kunnen uitpakken. Groepsgenoot Italië mist bijvoorbeeld Marchisio, Montolivo en Verratti, Duitsland kan net zoals op het WK in Brazilië geen beroep doen op Reus en Didier Deschamps moet Diarra, Mathieu en Varane uit de selectie bij Les Bleus laten.

Op zich is die behoorlijk lange lijst geblesseerden niet zo verrassend, desondanks alle vooruitgang in de medische wereld. We staan op het einde van een reeds lang seizoen en het EK is nog niet afgelopen of vele clubteams beginnen reeds aan de voorbereiding van een nieuwe jaargang. Daarnaast is het eerder een regel dan een uitzondering dat spelers tijdens het seizoen twee tot drie wedstrijden per week afwerken. Het voetbal is een perpetuum mobile geworden, voor een groot deel onder druk van de televisiestations en sponsoren die veel geld pompen in het voetbal. Zij hebben er alle belang bij dat het product voetbal vaak genoeg in de markt geplaatst kan worden. Dat dat ten koste gaat van de gezondheid en ambities van voetballers lijkt van ondergeschikt belang. Het circus moet verder en wacht op niemand.

Praet versus Vázquez

In tijden waarin het Belgische voetbal vooral de voorpagina’s haalt met onthoofdingen op tifo’s en binnen de voetbalbond – wat dat laatste betreft gelukkig figuurlijk, zo onmogelijk was de situatie van Steven Martens nu ook weer niet geworden – zou je het haast vergeten, maar op de velden in de eerste klasse rolt er af en toe nog wel eens een bal.

Met Club Brugge en Anderlecht lijkt de strijd om de landstitel vrij duidelijk. Ook al is AA Gent slechts één overwinning verwijderd van de tweede in de stand, paars-wit, de kans dat een derde club zich nog in het titeldebat zal kunnen mengen is nagenoeg nihil. Daarvoor steken Anderlecht en Club Brugge er te veel met kop en schouders bovenuit. Ook play-off 1 zal daar weinig aan kunnen veranderen. Zeven maanden competitievoetbal wis je immers niet zomaar uit. Het maakt dat de play-offs nog absurder worden dan dat ze eigenlijk al zijn. Een klassieke competitie waarin elke ploeg het twee tegen elkaar opneemt was wat betreft de titelstrijd heus niet minder spannend geweest.

Wie er midden mei zal mogen vieren is veel minder duidelijk. Na vele jaren van bouwen en opnieuw noodgedwongen afbreken leek Club Brugge dit seizoen lange tijd in polepositie te liggen. Blauw-zwart deed met het binnenhalen van Gedoz, Izquierdo en Vormer in het slot van de zomertransferperiode een gouden zaak en onder leiding van Víctor Vázquez zette het sindsdien met verzorgd voetbal een indrukwekkende reeks neer. Met de noppen in de West-Vlaamse klei stond het bij momenten te swingen. De afgelopen weken echter lijkt de motor van Club te sputteren. Twee weken geleden op bezoek bij Kortrijk kon de eerste nederlaag sinds eind augustus nog verklaard worden door gemakzucht, maar tegen Lokeren was het gewoon niet goed genoeg. Een prestatie die tekenend was voor de dalende curve die zich na de winterstop lijkt ingezet te hebben. Niet toevallig ook in een periode waarin de ploeg weinig op Vázquez kon rekenen. Blauw-zwart met of zonder het jeugdproduct van Barcelona, het is een hemelsbreed verschil.

Met de play-offs in zicht lijkt de dip waarin Club dreigt verzeild te geraken nog net op tijd te komen. Het is niet te laat voor Michel Preud’homme om zijn team opnieuw op het juiste spoor te krijgen. Dat zal ook nodig zijn, want Anderlecht heeft weliswaar een iets minder brede kern, maar minstens een even getalenteerde als die van zijn concurrent uit West-Vlaanderen. In de competitie morst het teveel punten tegen de kleinere ploegen, maar als het echt om de knikkers gaat moet het team van Besnik Hasi in staat zijn zijn voet naast die van Club Brugge te plaatsen. Dat het kan terugvechten in de play-offs heeft het bovendien vorig jaar bewezen.

Net zoals de voorlopige leider Vázquez nodig heeft om zijn beste niveau te halen, zal het Astridpark echter zijn adem moeten inhouden in welke staat Dennis Praet terugkeert na zijn rugblessure. Het is geen toeval dat de recentste editie van de Gouden Schoen uitdraaide op een nek-aan-nekrace tussen de Leuvenaar en de Spanjaard. Praet en Vázquez vormen op dit moment het uitgangbord van de Belgische competitie. Voetbal is een teamsport, maar de titelstrijd zou wel eens beslecht kunnen worden met de vraag wie van die twee de komende tijd het hoogste niveau zal halen.

Het Spaanse woord voor ethiek

Geld en voetbal, het is niet de beste combinatie. Dat bewees de transfersoap rond Gareth Bale. Voor wie de afgelopen jaren onder een steen heeft geleefd: Gareth Bale is een voetballer, een hele goede zelfs. Als zestienjarige debuteerde de Welshman bij Southampton in de Engelse tweede klasse en al snel verhuisde hij naar het hoogste niveau bij Tottenham Hotspur. Mede door blessures werd die verhuis in eerste instantie geen succes. Niets kon toen voorspellen hoe de situatie vandaag zou zijn: Bale werd gisteren in Santiago Bernabéu voorgesteld als de nieuwste aanwinst van Real Madrid.

De cijfers die in het contract staan, zijn duizelingwekkend. De verhuis van Bale naar de Spaanse hoofdstad wordt vergoed door Los Blancos met een bedrag van 99 miljoen euro (sommige bronnen spreken zelfs van 101 miljoen), wat meteen geboekt kan worden als de duurste transfer in de voetbalgeschiedenis. Ter vergelijking: dat cijfer is meer dan het dubbele van het totale budget van Anderlecht.

En persoonlijk vaart Bale er ook wel bij: het jaarloon van de linksbuiten zal ongeveer 10 miljoen euro bedragen. Zelfs CEO van BPost Johnny Thijs zou bij dat bedrag even moeten slikken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de commotie die de afgelopen dagen is ontstaan over de astronomische geldsommen groot is. Het gevaar te vervallen in populisme loert om de hoek, maar de critici die zich hebben laten horen hebben wel degelijk een punt. Spanje kreunt onder de economische crisis. Zes miljoen inwoners zijn werkloos en de overheidsschuld is gestegen tot 943,7 miljard euro. Supporters kunnen dus nog maar amper een kaartje kopen, terwijl Bale op zes seizoenen tijd 60 miljoen euro komt scheppen. Paradoxaler kan haast niet.

Helemaal onbegrijpelijk wordt het wanneer men kijkt naar de financiële stand van zaken in het Spaanse voetbal. De Primera División is de laatste tijd heel wat van zijn pluimen aan het verliezen. Met uitzondering van enkele clubs zoals Real Madrid, Barcelona en Sevilla is het zeer moeilijk geworden voor menig Spaanse eersteklasser om het hoofd boven water te houden. Het feit dat zelfs Belgische ploegen zich meer en meer op de transfermarkt van het schiereiland richten is wat dat betreft tekenend.

En zelfs voor de teams die in staat zijn om hun spelers te betalen is de financiële toestand allesbehalve rooskleurig. Twee jaar geleden werd de schuldenberg van Real Madrid nog geschat op 588 miljoen euro, steeds opgevangen door leningen van banken die op hun beurt gered moesten worden door Europees geld. Zou er een Spaans woord voor ethiek bestaan?

De Financial Fair Play-regels die de UEFA vanaf volgend seizoen zal invoeren zullen een antwoord op deze problematiek proberen te formuleren – een club mag dan niet meer geld uitgeven dan het bedrag dat er dat seizoen in de clubkas binnen vloeide – maar op basis van de transfer van Bale is het nu al duidelijk dat het reglement voor een groot stuk zijn doel voorbij schiet.

Want wat de koepel van Europese voetbalbonden verstaat onder ‘inkomsten’, is zeer ruim opgevat. Naast de louter sportieve opbrengsten (vb: verkoop van spelers) kunnen clubs ook sponsorgelden en tv-inkomsten meerekenen. Op die manier overtreedt Real geen enkele UEFA-regel. De komst van Bale is immers ook op marketingvlak een gouden zet voor de club: de verkoop van truitjes zal exploderen, vele bedrijven zullen hun naam aan de Welshman willen verbinden, enzoverder. Dat het neerkomt op competitievervalsing en het de geloofwaardigheid van het Europese voetbal zwaar ondergraaft, het zal de Koninklijke worst wezen.

Neymar en de Confederations Cup

Het voetbalseizoen 2012-2013 zit er na de finale van de Confederations Cup afgelopen weekend op. Al is een einde natuurlijk zeer relatief, rekening houdend met het feit dat alle Belgische eersteklassers reeds volop in de voorbereiding op de nieuwe competitie zitten. Het voetbal is een kind van de moderne samenleving: 24 uur op 24, zeven dagen op zeven. Een rijk waar de zon nooit onder gaat.

De finale van de Confederations Cup tussen Brazilië en Spanje kon weliswaar nooit beklijven, maar was toch een aardige meevaller voor wie besloten had laat op te blijven. De factor Neymar had daar voor een groot deel mee te maken. Hij bewees nog maar eens de ster van het tornooi te zijn. Met weeral een doelpunt had hij een groot aandeel in de zege en de vierde eindoverwinning in de geschiedenis van de competitie tussen de kampioenen van de verschillende continenten, de wereldkampioen en het gastland dat volgend jaar het WK organiseert. Bovendien was het net zoals zijn overige drie treffers een pareltje. Neymar bezit de zeldzame gave om schoonheid aan efficiëntie te koppelen. Een Picasso die even goed muren kan witten.

Spelers als Neymar zijn ook broodnodig voor het voetbal in het algemeen. Altijd dat tikkeltje controverse opzoeken, een paar straffe uitspraken in de media en af en toe een rode kaart. Zo werd hij twee jaar geleden eens uitgesloten, omdat hij tijdens de wedstrijd een doelpunt vierde met op zijn gezicht een masker van zichzelf. Een beetje bad boy gehalte is het peper en zout van de sport.

In dat opzicht zijn er sterke gelijkenissen met het Italiaanse enfant terrible Mario Balotelli. Alleen wisselt die laatste te vaak briljante ingevingen af met momenten waarop je evengoed naar het testbeeld van je televisie kan zappen. Neymar compenseert daarentegen zijn uitschuivers steeds met een karrenvracht aan doelpunten. In 103 wedstrijden bij het Braziliaanse Santos vond hij 54 keer de weg naar de netten. Bij de nationale ploeg zit hij na 39 selecties aan 24 treffers.

Maar hoe zeer hij de Confederations Cup naar zijn hand zette, het kon niet verbergen dat de Seleção allesbehalve indruk maakte op de officieuze generale repetitie voor het WK van volgend jaar. De huidige generatie valt in het niets uit wanneer er vergeleken wordt met het tijdperk van Rivaldo en Ronaldo en al helemaal wanneer dezelfde oefening wordt gemaakt met de ploegen van Bebeto en Romario of Pelé en Garrincha.

De winst van het tornooi kunnen we zeker als verdiend bestempelen, maar moet ook gerelativeerd worden. De tegenstand – Spanje voorop – liet vooral blijken dat dit tornooi de hindernis te veel was in het lange seizoen. Net zoals op de vorige editie in Zuid-Afrika trouwens, waar La Furia Roja zich knullig in de halve finale liet uitschakelen door de Verenigde Staten, maar respectievelijk één en drie jaar later de puntjes op de i zette door de WK- en EK-titel in de wacht te slepen.

Bovendien mogen we ons op de prestaties van Brazilië op de Confederations Cup niet blind staren. Dat de selectie van Scolari de voorbije jaren door een reeks van slechte resultaten in oefeninterlands is weggezakt naar de 22ste plek op de FIFA-ranking, een historisch dieptepunt, mag zeker niet vergeten worden. Neen, dit Brazilië is dus zeker niet de topfavoriet om volgend jaar in eigen land voor een zesde WK-eindzege te strijden.

Wel zullen we ondertussen benieuwd zijn of Neymar zijn stempel zal kunnen drukken bij zijn nieuwe ploeg Barcelona. En of er uiteindelijk zal geluisterd worden naar de stem van de duizenden Brazilianen die terecht het parasiterend gedrag van de FIFA en de exorbitante bedragen die de overheid aan het WK spendeert aanklagen. Nog meer dan Neymar, waren de demonstranten het gegeven dat we zullen onthouden van deze Confederations Cup.

Evenwichtsoefening

Het voetbal houdt momenteel – met uitzondering van de Confederations Cup in Brazilië – een zomerslaap, maar de transfermarkt draait ondertussen op volle toeren. Daarbij zijn niet zelden Belgische spelers betrokken.

Zo werd afgelopen weekend duidelijk dat de overgang van Dries Mertens van PSV Eindhoven naar Napoli zo goed als rond is en bevestigde Atletico Madrid dat Chelseahuurling Thibaut Courtois een jaar langer het doel zal verdedigen van de stadsgenoot van Real. Zijn collega-doelman Simon Mignolet staat dan weer op zijn beurt op het punt een contract te ondertekenen bij Liverpool en ook andere Rode Duivels zoals Nacer Chadli, Axel Witsel, Toby Alderweireld en Radja Nainggolan zijn grof wild in het vizier van verschillende Europese clubs.

De interesse in Belgische spelers is niet nieuw, maar neemt elk jaar grotere proporties aan. De cijfers zijn duidelijk. Vergelijken we de huidige selectie met de lichting die actief was op het WK in Japan en Zuid-Korea elf jaar geleden, dan zien we dat de gezamenlijke transferprijzen van de spelers vervijfvoudigd zijn van 50 miljoen euro naar 250 miljoen. Een bedrag dat de komende tijd alleen maar zal toenemen.

En ook de namen van de clubs duiden het verschil. Onder leiding van Robert Waseige waren slechts acht van de 23 spelers uit de WK-selectie in 2002 actief bij een buitenlandse club. En dan nog bij niet bepaalde ronkende namen als Willem II, Hertha Berlijn en Derby County. Voor de meest recente interland deed huidig bondscoach Marc Wilmots daarentegen een beroep op slechts drie spelers uit onze vaderlandse competitie (als we Timmy Simons er bij rekenen die twee weken geleden de overstap maakte van het Duitse Nürnberg naar ‘zijn’ Club Brugge) en ze kwamen bovendien allen niet van de bank.

De namen van teams waarmee ons om de oren wordt geslagen duiden het talent van de huidige groep Rode Duivels en hun gretigheid om door te stoten tot de wereldtop. Ze nemen niet langer genoegen met een plek bij een middenmoter uit de Nederlandse of Franse competitie, maar beschouwen zo’n club eerder als een lanceerplatform naar het universum van Barcelona en co.

Daarbij moeten we echter de kanttekening maken dat de Duitse competitie, die dit jaar bewezen heeft stilaan te zijn uitgegroeid tot de nieuwe place to be in het voetballand opmerkelijk over het hoofd wordt gezien door onze Duivels. Daniël Van Buyten pendelt er nog tussen de basis en de bank bij Bayern en Igor de Camargo (uitgeleend door Borussia Mönchengladbach) en Koen Casteels zijn er nog actief bij staartploeg Hoffenheim, maar de Engelse Premier League lijkt met haar traditie en uitstraling nog steeds de voorkeur weg te dragen bij Vincent Kompany en zijn ploegmaats.

De honger voor een plaats bij een topclub is groot. Zeker omdat dat de kansen doet toenemen op een van de (dure) plekjes in de selectie en de basiself van bondscoach Marc Wilmots. Wilmots zal evenwel ongetwijfeld bij zijn keuze ook de factor speelgelegenheid in overweging nemen. Duivels met verhuisplannen denken dus maar beter twee keer na bij deze delicate evenwichtsoefening.

Zal bijvoorbeeld Dries Mertens bij Napoli, niet toevallig het nummer twee uit de Serie A van afgelopen seizoen, zich van een basisplaats kunnen verzekeren, wat met Simon Mignolet die bij Liverpool waarschijnlijk de strijd zal moeten aangaan met de ervaren Spanjaard Pepe Reina en kunnen de drie Chelseabelgen Eden Hazard, Kevin De Bruyne en Romelu Lukaku zich onder hun nieuwe coach José Mourinho doorzetten? Het zal vanuit de Houba de Strooperlaan allemaal met argusogen worden gevolgd.