Tijdens elke transferperiode zijn er opmerkelijke nieuwsberichten. Zo weigerde de Poolse verdedigende middenvelder Ariel Borysiuk een transfer naar Club Brugge, omdat het stadion en de infrastructuur van Blauw-zwart volgens hem teleurstellend zouden zijn.
Los van het feit of dat de ware reden was van zijn veto – Borysiuk verhuisde een tijdje later naar de Duitse eersteklasser Kaiserslautern, de ploeg die hij eerst nog afgewimpeld had ten voordele van Club Brugge – komt er een duidelijke vaststelling aan de oppervlakte: ons land hinkt achterop wat betreft voetbalstadions. De tijd is voorbij dat we meewarig konden doen over de infrastructuur van clubs uit Oost-Europa. Legia Warschau, de club waar Ariel Borysiuk debuteerde is daar een goed bewijs van. Het stadion Wosjka Polskiego, de thuishaven van het team, beantwoordde vroeger aan het clichébeeld van een typisch Oost-Europese constructie van veel grauw beton, maar is nu omgetoverd tot een voetbaltempel die aan alle moderne vereisten voldoet. 31.800 supporters kunnen er in alle comfort naar een wedstrijd komen kijken.
Natuurlijk speelt het toekennen van het Europees Kampioenschap voetbal aan Polen (in een co-organisatie met buurland Oekraïne) een rol. Overal in het land zijn stadions gerenoveerd of zijn ze in een mum van tijd opgebouwd. Legia Warschau ontvangt echter geen enkele EK-wedstrijd. Bovendien zijn er ook nog andere Oost-Europese landen die niets met het Europees voetbalfeest dat in juni van start gaat te maken hebben, maar die wel hun achterstand op vlak van voetbalinfrastructuur aan het goed maken zijn. Trek dat maar eens na bij de Rode Duivels die het vorig jaar in een oefenmatch opnamen tegen Slovenië, een land dat bezwaarlijk een grote voetbalgeschiedenis kan toegedicht worden. De Slovenen ontvingen de Belgen in de hoofdstad Ljubljana in het Stožice stadion, een gezellige plek die 16.000 mensen kan herbergen. Geen grote capaciteit, maar dat is ook niet nodig. In de Verenigde Arabische Emiraten staan er genoeg gigantische stadions, die tijdens wedstrijden akelig leeg blijven. Heel wat Belgische ploegen zouden jaloers zijn op het Sloveense voorbeeld.
Veel van onze clubs hebben wel plannen om hun infrastructuur te moderniseren, maar het ontbreekt vaak aan de nodige beslissingen, zowel aan de kant van de teams als aan de kant van de overheid. Club Brugge, Anderlecht, Beerschot, allemaal zijn ze de afgelopen jaren naar buiten gekomen met de meest prachtige maquettes. In 2007 zorgde toenmalig Vlaams minister Dirk Van Mechelen voor een spaarpotje van 50 miljoen euro om de realisatie van de nieuwe stadionplannen te stimuleren. Jammer genoeg is er sindsdien niet veel veranderd. Ondertussen verouderen de Belgische stadions zienderogen. Supporters moeten in België niet op luxe gesteld zijn. Ze vormen al te vaak het doelwit van de grillen van het weer en van duiven.
Comfort is echter niet het belangrijkste argument in het pleidooi voor nieuwe stadions. Op economisch vlak is vernieuwing een must. Voetbalstadions vormen de ideale bron van inkomsten. Een ploeg zoals het Nederlandse AZ Alkmaar kon haar budget en het aantal abonnees verdubbelen door de bouw van een nieuwe voetbaltempel. Indien je in het hedendaags Europees voetbal een rol van betekenis wil spelen zijn die centen broodnodig. De keuze is dus simpel voor Anderlecht en co: bouwen of achteruitgaan. In het buitenland hebben ze die keuze reeds gemaakt. Waar wachten we in België nog op?