De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Maandelijks archief: oktober 2012

De verrijzenis van de BeNeliga

Het was het weekendje weer wel in de Jupiler Pro League. Club Brugge en Anderlecht gingen allebei roemloos ten onder tegen respectievelijk Lokeren en Charleroi. De ene tegenstander een middenmotor en de andere een ploeg die zal moeten harken om in eerste klasse te blijven. Geen prestatie dus om fier op te zijn. Zelfs als je een paar dagen eerder Europees hebt gespeeld.

Waar we met z’n allen – niet enkel de fans van blauwzwart of paarswit – ook niet fier op kunnen zijn, is het beeld wanneer je de competitiestand op teletekst bekijkt (pagina 505 voor de liefhebbers). Vier ploegen die met 22/36 gedeeld eerste staan. Gisteren en vanavond was er ook nog een speeldag, maar dat zal niet veel zoden aan de dijk brengen. 25/39 is niet zoveel beter dan 22/36. Daarvoor moet je geen wiskundegenie zijn. Als dat de score zou zijn van de beste leerling in de klas van een gemiddelde Vlaamse school, zouden er terecht vragen worden gesteld over het onderwijssysteem.

Het ‘onderwijssysteem’ is in dit geval de play-offs. Officieel in het leven geroepen om de spankracht en de kwaliteit van de Belgische competitie te verbeteren. Officieus is het echter in de eerste plaats een grotere geldbron, vooral voor de topploegen en de eigenaars van de uitzendrechten. Het oorspronkelijke doel waarmee de competitiehervorming in 2009 werd voorgesteld wordt riant voorbijgeschoten.

Op dit moment is de competitie misschien spannend – weliswaar door het falen van de topteams – maar de voorbije seizoenen leverde de play-offs geen extra klamme handjes en op de proef gestelde zenuwen op. Tot op heden hebben we ook geen enkel teken gezien dat de teams er op sportief vlak door op vooruit zouden gaan. Anderlecht en co spelen wel meer wedstrijden tegen elkaar, maar daardoor red je het Belgisch voetbal nog niet. En de clubeigenaar die denkt door het play-offsysteem Lionel Messi te kunnen strikken om in de aanval te komen lopen, moet die ploat dringend afzetten.

Nee, om een kwaliteitsinjectie toe te dienen, moet je je horizon verruimen. Onder het motto ‘wat we zelf doen, doen we niet altijd beter’ zou de BeNeliga een oplossing kunnen bieden. De gezamenlijke competitie van de Lage Landen is de afgelopen jaren al een paar keer dood verklaard en begraven geworden, maar de verrijzenis is misschien nabij. Vanaf dit seizoen bestaat er namelijk al een gelijkaardig competitieformat voor vrouwen. Wat daar kan, kan dus ook voor de mannen.

De BeNeliga zou niet enkel voor het Belgisch voetbal heilzaam zijn. Ook boven de Moerdijk zouden ze er hun voordeel uit kunnen halen. De Nederlandse Eredivisie staat immers niet zo veel hoger aangeschreven dan die van haar zuiderburen. Zeker de laatste jaren niet. Een neutrale voetbalsupporter wordt niet warmer van de wedstrijd VV Venlo tegen Heracles Almelo dan van pakweg Bergen tegen KV Kortrijk. Dat er dit seizoen evenveel Belgische als Nederlandse teams in de groepsfase van de Europese competities vertegenwoordigd zijn, is evenzeer een (bescheiden) teken aan de wand. De BeNeliga zou dus ook voor de nodige spankracht kunnen zorgen. Lionel Messi zou je er niet mee kunnen overtuigen om met zijn voetbalschoenen naar de Noordzee af te zakken, maar ach, dan is er nog steeds Dries Mertens.

Nieuwe Ohayons en Jarunnen

Charleroi associeer je als buitenstaander niet met de fraaiste dingen. Criminaliteits- en werkloosheidscijfers die de pan uitswingen, corruptie, verlaten hoogovens en terrils. Kortom: grauwheid door een stad in beelden omgezet. Germinal aan de Samber. Desondanks dat liedje van Tom Pintens.

De lokale eersteklasser Sporting Charleroi is typerend voor de stad. Sportief al jaren op drift, spelers die komen en gaan, supporters die morren, dubieuze bestuurslui en een stadion dat pijn aan de ogen doet. Google afbeeldingen geeft je bij de zoekopdracht ‘lelijkste stadion ter wereld’ dat van de Zebra’s als eerste resultaat.

Niets om fier op te zijn, maar niet alles is kommer en kwel op Mambourg. Dat bewijzen Matan Ohayon en Omar Jarun. Wie? Inderdaad niet de meest bekende voetballers, maar wel opvallende. Vooral door hun nationaliteit. Ohayon is Israëli, zijn ploegmaat Jarun Palestijn. In de regio waar hun roots ligt, staan hun landgenoten elkaar naar het leven, maar in de opstelling van Charleroi delen ze een plek in de defensie en in de kleedkamer van de Waalse club zijn beide spelers ook buren. Verenigd door het voetbal, het zou zo een Hollywoodfilm kunnen zijn. Het mooie aan dit verhaal is dat voor Jarun en Ohayon hun verschillende afkomst niet belangrijk is. “Alleen extremisten haten andersdenkenden”, zeiden ze onlangs in een Vlaamse krant daarover.

Waarom haal ik dit nu aan? Omdat het niet evident is. In deze geglobaliseerde wereld, maar ook in dat deeltje waar koning voetbal de plak zwaait. Racisme is immers nog steeds een diepgewortelde kanker in een stadion. Dat werd vorige week nog maar eens duidelijk in de belofteninterland Servië-Engeland. Engelse zwarte spelers werden toen massaal geviseerd door de thuisfans: van oerwoedgeluiden tot het gooien van stenen. Het feit dat het ‘maar’ in Servië was mag daarbij geen excuus zijn. Ook op en rond de Belgische voetbalvelden worden buitenlandse voetballers soms geviseerd. Dat kan men echter niet vaststellen op basis van de statistieken. Nog nooit werd in België een speler veroordeeld tot het betalen van een strenge boete voor racistisch gedrag en clubs moeten maar zelden opdraaien wanneer hun supporters zich daar ook aan bezondigen.

De voetbalbonden, de binnenlandse en de UEFA en de FIFA moeten dus dringend het roer omgooien. Er werden reeds strenge straffen op papier gezet, maar die bleken tot nu toe eerder theorie te zijn. Bewustmakingscampagnes vervallen evenzeer in vrijblijvendheid. De uitspraak van Sepp Blatter, opperhoofd van de FIFA, dat racisme niet bestaat in het voetbal en dat spelers bij zulke incidenten elkaar gewoon de hand moeten schudden laat ook niet het beste verhopen.

De bondsinstanties moeten overgaan tot hardere acties. Clubs en spelers straffen waar het pijn doet: wedstrijden zonder publiek, het aftrekken van punten en zwaardere schorsingen en boetes. Dit moet de regel worden in plaats van de uitzondering. En ook in het jeugdvoetbal dient er meer aandacht te worden besteed aan de preventie van racisme. Het is daar immers dat de spelers en supporters van de toekomst actief zijn. Laten we ze allemaal stimuleren om uit te groeien tot nieuwe Ohayons en Jarunnen.