Charleroi associeer je als buitenstaander niet met de fraaiste dingen. Criminaliteits- en werkloosheidscijfers die de pan uitswingen, corruptie, verlaten hoogovens en terrils. Kortom: grauwheid door een stad in beelden omgezet. Germinal aan de Samber. Desondanks dat liedje van Tom Pintens.
De lokale eersteklasser Sporting Charleroi is typerend voor de stad. Sportief al jaren op drift, spelers die komen en gaan, supporters die morren, dubieuze bestuurslui en een stadion dat pijn aan de ogen doet. Google afbeeldingen geeft je bij de zoekopdracht ‘lelijkste stadion ter wereld’ dat van de Zebra’s als eerste resultaat.
Niets om fier op te zijn, maar niet alles is kommer en kwel op Mambourg. Dat bewijzen Matan Ohayon en Omar Jarun. Wie? Inderdaad niet de meest bekende voetballers, maar wel opvallende. Vooral door hun nationaliteit. Ohayon is Israëli, zijn ploegmaat Jarun Palestijn. In de regio waar hun roots ligt, staan hun landgenoten elkaar naar het leven, maar in de opstelling van Charleroi delen ze een plek in de defensie en in de kleedkamer van de Waalse club zijn beide spelers ook buren. Verenigd door het voetbal, het zou zo een Hollywoodfilm kunnen zijn. Het mooie aan dit verhaal is dat voor Jarun en Ohayon hun verschillende afkomst niet belangrijk is. “Alleen extremisten haten andersdenkenden”, zeiden ze onlangs in een Vlaamse krant daarover.
Waarom haal ik dit nu aan? Omdat het niet evident is. In deze geglobaliseerde wereld, maar ook in dat deeltje waar koning voetbal de plak zwaait. Racisme is immers nog steeds een diepgewortelde kanker in een stadion. Dat werd vorige week nog maar eens duidelijk in de belofteninterland Servië-Engeland. Engelse zwarte spelers werden toen massaal geviseerd door de thuisfans: van oerwoedgeluiden tot het gooien van stenen. Het feit dat het ‘maar’ in Servië was mag daarbij geen excuus zijn. Ook op en rond de Belgische voetbalvelden worden buitenlandse voetballers soms geviseerd. Dat kan men echter niet vaststellen op basis van de statistieken. Nog nooit werd in België een speler veroordeeld tot het betalen van een strenge boete voor racistisch gedrag en clubs moeten maar zelden opdraaien wanneer hun supporters zich daar ook aan bezondigen.
De voetbalbonden, de binnenlandse en de UEFA en de FIFA moeten dus dringend het roer omgooien. Er werden reeds strenge straffen op papier gezet, maar die bleken tot nu toe eerder theorie te zijn. Bewustmakingscampagnes vervallen evenzeer in vrijblijvendheid. De uitspraak van Sepp Blatter, opperhoofd van de FIFA, dat racisme niet bestaat in het voetbal en dat spelers bij zulke incidenten elkaar gewoon de hand moeten schudden laat ook niet het beste verhopen.
De bondsinstanties moeten overgaan tot hardere acties. Clubs en spelers straffen waar het pijn doet: wedstrijden zonder publiek, het aftrekken van punten en zwaardere schorsingen en boetes. Dit moet de regel worden in plaats van de uitzondering. En ook in het jeugdvoetbal dient er meer aandacht te worden besteed aan de preventie van racisme. Het is daar immers dat de spelers en supporters van de toekomst actief zijn. Laten we ze allemaal stimuleren om uit te groeien tot nieuwe Ohayons en Jarunnen.