De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Categorie Archieven: Uncategorized

Open brief aan Peter Vandenbempt

Beste Peter Vandenbempt,

Ik ben Thomas Lamm, beginnend (sport)journalist bij een niet nader genoemde Vlaamse krant. Afgelopen weekend las ik een sterk interview met u in De Morgen. Sterk, omdat het prikkelde om na te denken. Het is dan ook de aanleiding om u deze open brief te schrijven.

Vooral over uw antwoord op de vraag of de voetbaljournalistiek de laatste decennia veranderd is, moest ik de wenkbrauwen fronsen. U stelt dat alles sneller en vluchtiger is geworden. Dat lange interviews bijna onmogelijk zijn. En dat de afstand tussen spelers en trainers aan de ene kant en journalisten aan de andere vergroot is.

Stuk voor stuk vaststellingen die ik kan onderschrijven. Maar was het vroeger dan allemaal zoveel beter? Moeten we terug naar de periode waarin dat de sportjournalistiek in de eerste plaats een werktuig was om het onderwerp waarover er bericht werd te verheerlijken? Een periode waarin zonder enige kritische blik prestaties op een sokkel geplaatst werden, simpelweg om de sportgedachte hoog te houden bij de massa en eigen georganiseerde wedstrijden te kunnen promoten. Bovendien kwamen journalisten toen vaak zelf uit de sportwereld. Niet bepaald positief te noemen voor kritische verslaggeving.

En zijn die huidige tendensen allemaal wel zo te betreuren? Dat sporters meer afgeschermd worden dan vroeger, moet niet per se nefast zijn voor de verslaggeving. Integendeel, ik heb nooit goed begrepen waarom een innige band tussen sporter en journalist er überhaupt moet zijn. Waarom dat je speler x na een training meteen moet kunnen spreken. En speler y op elk uur van de dag moet kunnen opbellen. Enige afstand bewaren lijkt me daarnaast – sorry dat ik in herhaling val – bevorderlijk voor de o zo noodzakelijke kritische blik. Want zonder dat laatste dreigt de sportjournalistiek zichzelf irrelevant te maken. Dan kunnen we ons werk even goed uitbesteden aan woordvoerders en PR-consultants.

Maar eigenlijk is al datgeen niet de primaire trigger geweest om deze brief te schrijven. Wat me wel heeft aangezet om mijn laptopscherm open te klappen is een zinnetje een beetje verder in het interview. Slechts één zinnetje, maar wel een belangrijk. Bij uw vaststelling dat er meer kanalen zijn bijgekomen in vergelijking met vijftien jaar geleden betwijfelt u namelijk of er wel genoeg talent voorradig is in Vlaanderen om die gaten op te vullen.

Ten eerste is het medialandschap volgens mij niet aanzienlijk gegroeid de afgelopen jaren. Wanneer we kijken naar bijvoorbeeld de geschreven pers kunnen we alleen maar bemerken dat er in Vlaanderen slechts drie krantengroepen zijn die daarenboven binnen hun groep de sportpagina’s vaak (deels) gezamenlijk schrijven. En dan hebben we het nog niet gehad over de economische crisis die ook in het medialandschap hard toeslaat. Naakte ontslagen, werknemers die met pensioen vertrekken en niet meer vervangen worden, meer freelancers die met een minder goed statuut moeten werken: het is dagelijkse kost geworden op het bord van de journalist.

En ten tweede ben ik er stellig van overtuigd dat er wel degelijk talent aanwezig is. Dat heb ik vorig jaar zelf kunnen vaststellen in de masteropleiding journalistiek die ik volgde. Allemaal studenten die uit liefde voor de pen of de microfoon zich willen begeven in de jungle van kranten, magazines, radio en televisie. Die vooral willen doen wat ze graag doen en waar ze goed in zijn. Die tegen de populistische gedachte opboksen dat je louter een studierichting moet kiezen waarbij je zeker werk vindt. Die aan zichzelf beginnen twijfelen wanneer er nog maar eens een vacature aan hun neus voorbij gaat. Voor die groep komt de stelling dat er misschien niet genoeg talent is in Vlaanderen extra hard aan.

Vriendelijke groeten,

Thomas Lamm