De staat van het voetbal

De bal is rond en de wedstrijd duurt negentig minuten

Maandelijks archief: juni 2013

Evenwichtsoefening

Het voetbal houdt momenteel – met uitzondering van de Confederations Cup in Brazilië – een zomerslaap, maar de transfermarkt draait ondertussen op volle toeren. Daarbij zijn niet zelden Belgische spelers betrokken.

Zo werd afgelopen weekend duidelijk dat de overgang van Dries Mertens van PSV Eindhoven naar Napoli zo goed als rond is en bevestigde Atletico Madrid dat Chelseahuurling Thibaut Courtois een jaar langer het doel zal verdedigen van de stadsgenoot van Real. Zijn collega-doelman Simon Mignolet staat dan weer op zijn beurt op het punt een contract te ondertekenen bij Liverpool en ook andere Rode Duivels zoals Nacer Chadli, Axel Witsel, Toby Alderweireld en Radja Nainggolan zijn grof wild in het vizier van verschillende Europese clubs.

De interesse in Belgische spelers is niet nieuw, maar neemt elk jaar grotere proporties aan. De cijfers zijn duidelijk. Vergelijken we de huidige selectie met de lichting die actief was op het WK in Japan en Zuid-Korea elf jaar geleden, dan zien we dat de gezamenlijke transferprijzen van de spelers vervijfvoudigd zijn van 50 miljoen euro naar 250 miljoen. Een bedrag dat de komende tijd alleen maar zal toenemen.

En ook de namen van de clubs duiden het verschil. Onder leiding van Robert Waseige waren slechts acht van de 23 spelers uit de WK-selectie in 2002 actief bij een buitenlandse club. En dan nog bij niet bepaalde ronkende namen als Willem II, Hertha Berlijn en Derby County. Voor de meest recente interland deed huidig bondscoach Marc Wilmots daarentegen een beroep op slechts drie spelers uit onze vaderlandse competitie (als we Timmy Simons er bij rekenen die twee weken geleden de overstap maakte van het Duitse Nürnberg naar ‘zijn’ Club Brugge) en ze kwamen bovendien allen niet van de bank.

De namen van teams waarmee ons om de oren wordt geslagen duiden het talent van de huidige groep Rode Duivels en hun gretigheid om door te stoten tot de wereldtop. Ze nemen niet langer genoegen met een plek bij een middenmoter uit de Nederlandse of Franse competitie, maar beschouwen zo’n club eerder als een lanceerplatform naar het universum van Barcelona en co.

Daarbij moeten we echter de kanttekening maken dat de Duitse competitie, die dit jaar bewezen heeft stilaan te zijn uitgegroeid tot de nieuwe place to be in het voetballand opmerkelijk over het hoofd wordt gezien door onze Duivels. Daniël Van Buyten pendelt er nog tussen de basis en de bank bij Bayern en Igor de Camargo (uitgeleend door Borussia Mönchengladbach) en Koen Casteels zijn er nog actief bij staartploeg Hoffenheim, maar de Engelse Premier League lijkt met haar traditie en uitstraling nog steeds de voorkeur weg te dragen bij Vincent Kompany en zijn ploegmaats.

De honger voor een plaats bij een topclub is groot. Zeker omdat dat de kansen doet toenemen op een van de (dure) plekjes in de selectie en de basiself van bondscoach Marc Wilmots. Wilmots zal evenwel ongetwijfeld bij zijn keuze ook de factor speelgelegenheid in overweging nemen. Duivels met verhuisplannen denken dus maar beter twee keer na bij deze delicate evenwichtsoefening.

Zal bijvoorbeeld Dries Mertens bij Napoli, niet toevallig het nummer twee uit de Serie A van afgelopen seizoen, zich van een basisplaats kunnen verzekeren, wat met Simon Mignolet die bij Liverpool waarschijnlijk de strijd zal moeten aangaan met de ervaren Spanjaard Pepe Reina en kunnen de drie Chelseabelgen Eden Hazard, Kevin De Bruyne en Romelu Lukaku zich onder hun nieuwe coach José Mourinho doorzetten? Het zal vanuit de Houba de Strooperlaan allemaal met argusogen worden gevolgd.

Ode an die Tahitiaanse Freude

Soms weet je niet goed wat je ziet op televisie. In tijden van commercialisering en nivellering is dat misschien normaal, maar toch was het maandagavond opmerkelijk. In de eerste ronde van de Confederations Cup nam Nigeria het in het Braziliaanse Belo Horizonte op tegen Tahiti. Het eiland van de strooien rokjes, de palmbomen en de hagelwitte stranden dat meedoet aan een groot internationaal tornooi en daar vandaag nog Europees en wereldkampioen Spanje moet bekampen. Het lijkt haast een scenario uit FC De Kampioenen, maar het is bittere ernst.

Tahiti kwalificeerde zich voor de Confederations Cup door vorig jaar het Oceanisch landenkampioenschap te winnen. Tegenstanders waren onder andere Vanuatu en Samoa. In de finale werd er afgerekend met Nieuw-Caledonië. Namen die je misschien in een reisbrochure terugvindt, maar niet in een Panini voetbalalbum.

De Tahitiaanse voetballers zijn even onbekend. Al heb je wanneer je de naam Tehau laat vallen er al meteen vier opgenoemd. Die familie is namelijk met drie broers en één neef hofleverancier van de Toa Aito. Bij de kenners van het Franse voetbal zal misschien Marama Vahirua een belletje doen rinkelen. De speler van AS Nancy die afgelopen seizoen aan het Griekse Panthrakikos werd uitgeleend is de enige profspeler in de selectie van de lokale Marc Wilmots Eddy Etaeta. De andere leden van de kern zijn actief in de meest uiteenlopende beroepscategorieën. Tot het plukken van kokosnoten aan toe.

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het nummer 138 op de FIFA-ranking (tussen landen in oorlog Syrië en Afghanistan) bij momenten sterretjes zag in haar openingswedstrijd op de Confederations Cup tegen Nigeria. Wie nog even naar de koelkast moest, had al heel wat gemist. Na tien minuten stond er een droge 0-2 voorsprong op het scorebord voor de meest recente winnaar van de Afrika Cup.

Her en der werden er vraagtekens geplaatst achter de deelname van de voetbaldwergstaat aan de Confederations Cup, maar dat is onterecht. Na de hectische openingsfase hervonden de eilandbewoners hun tweede adem en begonnen ze goed mee te voetballen. Vele ploegen zouden vanaf de eerste minuut een muur optrekken om zo een haast onvermijdbare nederlaag te beperken.

Maar geen catenaccio bij Tahiti, zij liepen de longen uit hun lijf, vochten voor elke bal en gingen vrij hun kans. Zo zeer zelfs dat je als neutrale toeschouwer op het puntje van je stoel ging zitten en mee begon te supporteren voor het onmogelijke: een Tahitiaans doelpunt. Dat kwam er ook in de tweede helft via een van de Tehau’s, Jonathan meerbepaald. Het werd gevierd alsof de wereldbeker binnen was. Dat Nigeria daarna de score nog opdreef tot 1-6 speelde geen rol meer.

Tahiti is een verademing in het moderne voetbal. Het voetbal dat geregeerd wordt door een corrupte FIFA, oliesjeiks en Russische oligarchen. Waar clubs zonder verpinken 150 miljoen euro op één week tijd uitgeven aan transfers en overheden wel 3,5 miljard neerleggen voor nieuwe stadions, maar hun bevolking verder laten afglijden in de vergeetput van de armoede. Dan is het haast ontroerend wanneer er elf jongens de essentie van het voetbal aantonen: het spelplezier, de Ode an die Freude vertaald in voetbaltaal. Omringd tussen de dollars van Coca-Cola en consorten gewoon dat balletje rondtikken zonder enige pretentie. Ik weet al voor wie ik vanavond omstreeks 21u supporter. Wie richt er mee een Belgische fanclub op?

Over het muurtje kijken

Luik wordt niet voor niets de Vurige Stede genoemd. Dat werd vorige week nog maar eens duidelijk toen boze Standardsupporters onaangekondigd verhaal gingen halen bij voorzitter Roland Duchâtelet in diens kantoor.

Over de stijl van de actie kan je discussiëren, maar inhoudelijk hebben de fans zeker een punt. Zo slaan ze spijkers met koppen wanneer ze serieuze vraagtekens plaatsen achter de beslissing van Duchâtelet om 20 miljoen euro dividenden uit te keren aan de aandeelhouders van de club. Niet alleen omdat in de praktijk betekent dat hij met de term ‘aandeelhouders’ vooral zichzelf bedoelt en dat hij door de timing extra belastingen ontwijkt, maar ook omdat Standard draait met een exploitatieverlies van drie tot vier miljoen euro. Reken daarbij nog eens de persoonlijke premies op de transferbedragen van Carcela, Mangala, Defour en Witsel en het is zonneklaar dat het team voor Duchâtelet een zeer winstgevende melkkoe geworden is. Waar de voordelen voor de club en haar supporters daarbij ergens zitten is daarentegen niet duidelijk.

Ook op sportief vlak maakt Roland Duchâtelet er een boeltje van.  Het vervangen van trainer Mircea Rednic door de Israëlische nobody Guy Luzon wrijven de Standardsupporters de preses hard aan. Rednic was eigenzinnig en zou gretig commissies op transfers geïnd hebben, maar hij trok het gehavende schip van de Rouches wel weer recht en loodste het de haven van de Europa League in. Dan verdien je beter dan 24 uur na de Europese kwalificatie bij het grof huisvuil gezet te worden. Dat hij de derde trainer is in twee jaar tijd die onder het bestuur van Duchâtelet Luik verlaat is slechts een schrale troost.

En ook de transferpolitiek kan moeilijk geslaagd genoemd worden. Technisch directeur Jean-François De Sart wordt vakkundig omzeild en zou volgens hetgeen in de wandelgangen gefluisterd wordt aan opstappen denken samen met de voorzitter van de jeugdacademie Christophe Dessy. Je kan ze moeilijk ongelijk geven. De spelers die op last van Duchâtelet naar Sclessin gehaald werden zoals Nagai, Ono en Buzaglo hebben bovendien tot nu toe hun meerwaarde niet getoond. En het transfervierkant Standard-STVV-FC Ujpest-Tubeke (de clubs waarbinnen de geboren Merksemnaar direct of indirect een vinger in de pap heeft) is op zijn zachtst gezegd wel zeer schimmig.

Na twee jaar bestuur door Duchâtelet is het glashelder. Hij is geen voorzitter, maar een zakenman. Iemand die louter kijkt naar de koude cijfers en enkel op basis daarvan beslissingen neemt. Op zich is daar niets mis mee. Als het echter gaat over een doordeweeks bedrijf, wat een voetbalclub niet is. Dat bewees de commotie bij het debacle van enkele weken geleden bij Zulte Waregem toen de plaatselijke sterke man Patrick Decuyper een schaamteloze koehandel opzette met stamnummers en de beslissing van de Antwerpse rechtbank van koophandel eind maart om Beerschot gerechtelijke bescherming te verlenen, voor een groot deel omdat het een voetbalclub is en geen reguliere onderneming.

Net dat vergeet Duchâtelet. Een voetbalteam is geen speelbal, maar een sociaal instituut dat mensen samenbrengt. Mensen die leven voor die club en vaak andere dingen aan de kant moeten zetten om een seizoensabonnement te kunnen bekostigen. Het zou de sterke man van Standard sieren dat te erkennen en samen met de andere Belgische voetballeiders werk te maken van een duurzaam en democratisch model waar ons voetbal echt baat bij heeft. De voorbeelden uit het buitenland zijn legio: de Duitse case waar niemand meer dan 49 procent van de aandelen van een club mag bezitten of het overkopen van de licentie van de Ierse ploeg Cork City FC door de fans nadat het team financieel over de kop gegaan was. In tijden van een groeiend euroscepticisme is het soms geen slecht idee om eens over het muurtje te kijken.

Geen toeval

“Sire, er zijn nog Belgen.” Het zal ongetwijfeld zo geklonken hebben vrijdagavond op de eretribune van het Koning Boudewijnstadion. Wat een contrast met nog geen drie jaar geleden. Toen leek het nationaal kampioenschap krulbollen zelfs meer mensen te lokken dan een avondje Rode Duivels aanmoedigen.

Dat was dan nu wel even anders. In een volle Heizel was er geen stoeltje meer vrij en het enthousiasme dat de 45.000 aanwezigen uitstraalden, kwam gevaarlijk dichtbij stralingsnormen die misschien enkel in Tsjernobyl courant zijn. Ook op het veld was de bezieling groot. De elf Belgen streden voor elke morzel grond. Zelfs een neusfractuur, een barst in de oogkas en een lichte hersenschudding konden aanvoerder Vincent Kompany niet stoppen.

Het enthousiasme van de Duivels kon echter niet verbergen dat ze verre van hun beste wedstrijd van de huidige kwalificatiecampagne aan het afwerken waren. Het openingskwartier, waarin niet toevallig de 1-0 van Kevin De Bruyne viel te noteren, was nog best goed, maar daarna kregen de Belgen het lastig. Van achteruit werd er amper opgebouwd en vooraan had de efficiëntie een snipperdag genomen. Vooral Christian Benteke zal zich achteraf achter de oren gekrabt hebben en zich de vraag hebben gesteld waarom in hemelsnaam zijn doelpuntenteller in zijn laatste wedstrijd van het seizoen op nul bleef staan.

Servië, dat vooraf reeds op de rand van de uitschakeling balanceerde en enkele sleutelpionnen moest missen, kwam bovendien beter dan verwacht voor de dag. De Balkanboys namen al te vaak het spel in handen en kregen ook voldoende kansen. Vooral de jonge Markovic – onthoud die naam voor de toekomst – was een ware gesel voor de Belgische defensie. Thibaut Courtois moest meermaals tonen, waarom hij het potentieel in zich heeft om binnen enkele jaren uit te groeien tot ’s werelds beste doelman. Als hij nu al niet tenminste stilaan tot dat kransje behoort.

Maar wat doet de bovenstaande kritiek er toe, als men na negentig minuten het scorebord ziet? Weinig, in het verleden schreven we meermaals dat deze huidig lichting Rode Duivels mooie dingen liet zien tijdens wedstrijden, maar het finaal niet kon afmaken. Nu bewijzen de troepen van Marc Wilmots dat ze die killersmentaliteit meer en meer in zich hebben.

En dat heeft weinig met geluk te maken. Is het immers toeval dat na zeven speeldagen België bovenaan de stand  van de kwalificatiepoule prijkt met 19 op 21? Is het toeval dat Toby Alderweireld op het laatste nippertje een bal van de lijn keert. Is het toeval dat een tegenstander de kansen verzuimt af te maken? Uiteraard niet, het is integraal verbonden aan het moderne voetbal. En het maakt het verschil tussen verliezen of winnen. Tussen de hoon van de natie of de eeuwige roem. Tussen opnieuw minstens twee jaar ongeduldig wachten of eindelijk deze generatie Duivels definitief te zien doorbreken. Zodat we volgend jaar kunnen zeggen: “Sire, er zijn nog Belgen in Brazilië.”

Elf gewaarschuwde Duivels zijn er twaalf waard

Naar aanleiding van de vriendschappelijke interland Roemenië-België in november van vorig jaar schreven we het al: het belang van oefenwedstrijden moet zeker niet overschat worden. Vooral niet bij een nationale ploeg, die slechts beperkte tijd bij elkaar kan zijn.

Toch zal Marc Wilmots ongetwijfeld met een aantal relevante aantekeningen op het vliegtuig terug naar Brussel zijn gestapt na de trip in de Verenigde Staten. Niet dat we overtuigd zijn van het nut van de ministage in het land waar voetbal nog steeds een marginale bijrol is toebedeeld. De keuze voor Amerika was in de eerste plaats uit financieel oogpunt aanlokkelijk. De kas van de KBVB zal verder gespijsd zijn, maar de Amerikaanse tegenstander was te zwak. Sportief gezien was de reis dus haast waardeloos. Een belangrijke interland als die tegen Servië had even goed kunnen voorbereid worden in eigen land met een sterkere sparringpartner.

Het was echter niet allemaal kommer en kwel. Team USA kwam misschien slecht voor de dag, maar dat was voor een groot deel de verdienste van de Duivels. Kompany en co lijken elke wedstrijd progressie te boeken. Dat ze een wedstrijd konden domineren, wisten we al. Dat ze daar efficiëntie aan kunnen koppelen wordt nu ook stilaan duidelijk. En dat ze zich op tactisch vlak kunnen aanpassen aan de omstandigheden zagen we eveneens in Cleveland.

Na het ziek uitvallen van Moussa Dembélé moest Marc Wilmots immers noodgedwongen Christian Benteke inbrengen en de bondscoach gooide tevens zijn veldbezetting om. De vertrouwde 4-3-3 werd ingeruild voor een 4-4-2 en dat was zeker geen mislukt experiment. Akkoord, zoals reeds gezegd mogen we op basis van één oefenwedstrijd geen al te voorbarige conclusies trekken, maar het is minstens een mentaal voordeel voor de Belgen om te weten dat in geval van nood er naar een ander plan kan overgeschakeld worden.

Wat we ook kunnen vaststellen na de Amerikaanse stage is dat de weelde binnen de huidige kern ongezien is. Simon Mignolet keepte – ondanks de twee tegendoelpunten – opnieuw een degelijke partij en ontgoochelde nog nooit bij de nationale ploeg, maar heeft de pech dat met Thibaut Courtois een van de beste keepers wereldwijd in de selectie zit. Centraal in de verdediging zijn de plaatsen ook dubbel bezet en op het middenveld zal er eveneens gebikkeld moeten worden.

En wat als voorheen als pijnpunt naar voor geschoven werd, lijkt nu ook opgelost: de Rode Duivels hebben weer een spits die een neus voor doelpunten heeft. Benteke zit reeds aan zes treffers in dertien interlands en bovendien lijkt Romelu Lukaku – synchroon met zijn uitstekende uitleenbeurt door zijn club Chelsea  aan West Bromwich Albion – zich ook steeds beter in zijn vel te voelen bij de Duivels. Wat er alleen nog ontbreekt aan deze selectie zijn twee topflankverdedigers.

Servië komt dus morgen op een goed moment naar Brussel. Niet enkel vanuit een Belgisch oogpunt, maar ook vanuit de positie van het Balkanland. De selectie van bondscoach Mihajlovic kon nog maar twee keer winnen in deze campagne en moet een aantal sleutelpionnen zoals Tosic, Duricic en Nastasic missen. En Nemanja Matic, met zijn ploeg Benfica dit jaar verliezend finalist in de Europa League en in de belangstelling van Manchester United, gaf enkele maanden geleden zelf aan niet meer beschikbaar te zijn.

Niet bepaald allemaal positieve voortekens voor de Witte Arenden, maar het team wegzetten als een voetbaldwerg zou getuigen van een ongezonde mentaliteit. In de kern zitten er nog steeds namen als Subotic, Ivanovic en Kolarov. Niet toevallig allemaal verdedigers, maar ook offensief loopt er best wat gevaar rond. Met de negentienjarige Lazar Markovic staat er bijvoorbeeld vooraan een groot talent, dat mogelijk een transfer kan afdwingen naar Chelsea.

Bovendien doen de Rode Duivels er goed aan eens aan de openingsfase van de heenwedstrijd in Belgrado terug te denken, waar een uitstekende Courtois en wat geluk de Belgen van een vroege achterstand behoedden. Elf gewaarschuwde Duivels zijn er dus twaalf waard. Al zijn er ook nog steeds die 45.000 in het stadion.